De Porte de Comté is een stadspoort in de Franse stad Auxonne, een van de twee overgebleven stadspoorten. De poort in renaissancestijl werd gebouwd in 1503 als buitenste stadspoort aan de oostelijke zijde van de stad.

Buitenzijde van de Porte de Comté
Binnenzijde
Fantasiedieren op de buitenzijde

Geschiedenis bewerken

De poort werd gebouwd in 1503 in opdracht van koning Lodewijk XII. Op 17 mei 1501 bezocht hij in gezelschap van koningin Anne van Bretagne de stad en inspecteerde er de fortificaties. In 1493 was de stad met het Verdrag van Senlis overgedragen van Bourgondië aan Frankrijk. De Fransen versterkten de stad als grensstad nabij Franche-Comté.

De stad bezat een stadsmuur met 26 torens en vier poorten: Porte de Flammerans in het noorden, Porte Dampnot in het oosten, Porte de Pantesson in het zuiden en Porte Digénoise in het westen langsheen de Saône. De Porte Dampnot op de belangrijke weg naar Dole en Franche-Comté, was een zwakke plek en daarom werd beslist een buitenpoort toe te voegen. De nieuwe poort lag niet in het verlengde van de Grande Rue en de Porte Dampnot. Het uitgaand verkeer moest een bocht naar links maken naar het bolwerk waar de Porte de Comté op werd gebouwd. Vervolgens moest het weer een bocht naar rechts nemen om op de baan naar Dole te geraken. Daarbij moesten ook twee bruggen over de gracht worden overgestoken.

In de 17e eeuw werd het bolwerk vervangen door een bastion met een halve maan ervoor. Aan het einde van de 19e eeuw werd beslist dat Auxonne geen vestingstad meer was en dat de versterkingen mochten worden afgebroken. Rond 1902 werd begonnen met de afbraak van de versterkingen aan de oostelijke zijde van de stad. De brug voor de poort en het bastion werden afgebroken maar het gemeentebestuur besliste dat de poort zelf bewaard moest blijven.

De poort werd beschermd als historisch monument in 1925.

Beschrijving bewerken

De poort werd bewaard met aan beide zijden een klein stuk van de stadsmuren die ertegen gebouwd waren. De poort is gebouwd in renaissancestijl, heeft twee doorgangen (een voor paard en kar en een voor voetgangers) en is bekroond met een schilddak.

Buitenzijde bewerken

De buitenzijde van de poort geeft uit op een openbaar park. Er is een groot dakvenster en boven de grote poort is er een beeldhouwwerk van twee grote engelen onder een baldakijn die een wapenschild vasthouden. Dit wapenschild is verweerd maar bevatte oorspronkelijk drie lelies, het wapenschild van Frankrijk. Achter elke engel is er een kleinere engel afgebeeld en onder het wapenschild een Sint-Michiel en de draak. Verder op de gevel zijn er allerlei fantasiedieren uitgehouwen, waarin men een stekelvarken kan herkennen, het symbool van Lodewijk XII. Het venster boven de voetgangerspoort heeft zijn oorspronkelijk ijzeren traliewerk bewaard.

Binnenzijde bewerken

De binnenzijde van de poort is eenvoudiger. Het dak heeft geen dakkapel. Versieringen is een voorstelling van de twee overleden prinsen, kinderen van Lodewijk XII en Anne van Bretagne, en twee vervlochten stokken als symbool voor de familie Orléans.

Poortgewelf bewerken

In het poortgewelf is een natuursteen ingemetst met daarop een relaas van de bouw van de poort. De tekst in nauwelijks leesbaar gotisch schrift is verdeeld over twee kolommen. De tekst luidt:

Pour le Roy de ce royaume régnant lors fut fait ce boullovart l’an cinq cens et III. par monseigneur Engelbert de Cleves Conte de Nevers Lieutenant Gouverneur pour le Roy en Bourgogne fut fait le devis de cette besoigne et estoit son Bailli Messire Jehan de Karolle venant et en ce lieu commis pour solliciter les ouvrages Anthoine Godefroy Capitaine de la Ville et mortes-payes et estoit mandées des Levés de Milice à l’extérieur principalement de Pontailler et s’appeloit le Muraille qu’il baztiza par son nom et pour lors estoit à la ville avec aucuns le honnorable homme le maire Huguenin Courtois et estant la ville affectée vivement de mortalité pour ce, vous qui ce lisés priés Dieu pour les trépassés. Fait année de l’incarnation du seigneur MDIII. Jeh Vainier.

Zie ook bewerken