Portaal:Verpleegkunde/Uitgelicht/52

Infuuszakken aan een infuuspaal

Een infuus is een waterige oplossing, vaak van fysiologisch zout of glucose, maar ook wel bloed of een suspensie van rode bloedcellen, die langzaam en automatisch intraveneus (via een canule, een slangetje dat in een ader ligt) aan een patiënt wordt toegediend. Dit proces noemt men infunderen.

De toediening kan onder invloed van de zwaartekracht via een druppelmechanisme, of door gebruik te maken van een infuuspomp plaatsvinden. Soms wordt een geneesmiddel aan de infuusvloeistof toegevoegd. Dit wordt een IV push genoemd, m.a.w. een injecteerbare infuus of infuusinjectieapparaat.

De canule (vaak, naar het merk, 'Venflon' (Nederland) of 'Baxter' (België) genoemd) wordt steriel in een ader op een toegankelijke plaats ingebracht, vaak op de handrug of op de onderarm. Hierop wordt dan na fixatie met pleister een toedieningsset aangesloten. Andere plaatsen en methoden zijn ook mogelijk.