Portaal:Shakespeare/Sonnet van de week 6

Sonnetten van Shakespeare, 1609

Sonnet 81 is een van de 154 sonnetten van de Engelse toneelschrijver en dichter William Shakespeare. Het maakt deel uit van de zogenaamde Fair Youth sequence (Mooie jongeling-reeks), een reeks sonnetten waarin de dichter zijn liefde verklaart aan een jongeman.

In dit sonnet mijmert de dichter over de vergankelijkheid. Hij neemt een thema op dat in veel andere sonnetten aan bod komt, namelijk de eeuwigheid van poëzie tegenover de tijdelijkheid van het aardse bestaan. Dit sonnet behoort samen met 49, 63 en 77 tot de zogenaamde 'climacterische sonnetten'. De dichter bevindt zich in een levensperiode waarin hij vooruitkijkt naar een tijd dat hij en zijn geliefde er niet meer zullen zijn.

Sonnet 81 bewerken

Sonnet 81

Or I shall live your Epitaph to make,
Or you survive when I in earth am rotten,
From hence your memory death cannot take,
Although in me each part will be forgotten,
Your name from hence immortal life shall have,
Though I (once gone) to all the world must die,
The earth can yield me but a common grave,
When you entombed in men's eyes shall lie,
Your monument shall be my gentle verse,
Which eyes not yet created shall o'er-read,
And tongues to be, your being shall rehearse,
When all the breathers of this world are dead,

You still shall live (such virtue hath my Pen)
Where breath most breathes, even in the mouths of men.