Portaal:Shakespeare/Sonnet van de week 14

Sonnetten van Shakespeare, 1609

Sonnet 5 maakt deel uit van de sonnetten van Shakespeare die voor de eerste keer in 1609 werden gepubliceerd. Het is het vijfde uit de reeks van 17 sonnetten van Shakespeare die in het Engels de procreation sonnets (letterlijk: voorplantings-sonnetten) worden genoemd. Ze zijn geschreven voor een jongeman, en raden hem dringend aan snel te gaan trouwen en kinderen te krijgen, zodat hij zijn schoonheid kan doorgeven aan de volgende generatie.

In sonnet 5 wordt de schoonheid van de jongeman vergeleken met het effect dat de winter op de zomer heeft: de winter doet alle schoonheid van de zomer teniet. De zomer staat hier symbool voor de jeugdige schoonheid van de jongeman, die, als hij de tijd zomaar laat voorbijvliegen en niets onderneemt om zich voort te planten, snel lelijk zal worden. Voor dit laatste staat de winter symbool.

Sonnet 5 bewerken

Sonnet 5

Those hours, that with gentle work did frame
The lovely gaze where every eye doth dwell
Will play the tyrants to the very same,
And that unfair which fairly doth excel.
For never-resting time leads summer on
To hideous winter, and confounds him there,
Sap checked with frost, and lusty leaves quite gone,
Beauty o'er-snowed and bareness everywhere.
Then were not summer's distillation left
A liquid prisoner pent in walls of glass,
Beauty's effect with beauty were bereft,
Nor it nor no remembrance what it was.

But flowers distill'd, though they with winter meet,
Lose but their show; their substance still lives sweet.