Portaal:Insecten/Uitgelicht/1

Anatomie en inwendige organen van een insect (hier een lid van de Hymenoptera).

De anatomie van de insecten is een studie op zich vanwege het enorme soortenaantal van deze groep en de onvoorstelbare vormenrijkdom. Hierdoor zijn de insecten niet over één kam te scheren, wel hebben ze allemaal hetzelfde algemene bouwplan waardoor ze als insecten zijn gedefinieerd: een kop, een borststuk of thorax en een achterlijf of abdomen. De vormen en relatieve afmetingen verschillen per insectenorde.

De wetenschappelijke naam Insecta, afgeleid van de term (in)sectare, betekent ingesneden (lichaam), verwijzend naar het meestal duidelijk in drieën verdeelde lichaam. Insecten variëren in lengte van kleiner dan een millimeter tot bijna 20 centimeter zoals enkele soorten wandelende takken. Alle insecten hebben een exoskelet gemaakt van chitine, een hoornige stof aan de buitenzijde van het lichaam, de binnenzijde is zacht tot vloeibaar. Aan de kop zitten altijd twee gelede antennes die vaak reukzintuigen bevatten om geuren en/of feromonen waar te nemen voor het zoeken naar voedsel of de voortplanting. Insecten hebben samengestelde ogen (facetogen) aan de zijkant van de kop. Soms zijn er daarnaast drie enkelvoudige ogen (ocelli) op het voorhoofd aanwezig. De kaken bestaan uit mandibulae en maxillae met mandibulaire en maxillaire palpen of kaaktasters. (Anders dan bij mensen zijn de mandibels de bovenkaken en de maxillae de onderkaken! Overigens hebben deze monddelen evolutionair gezien niks met deze van de mens te maken, de termen worden enkel gebruikt om een analoge structuur aan te duiden.) Vaak zijn insecten in staat vorm en kleur te onderscheiden. Sommige soorten hebben een uitstekend gehoor, bijvoorbeeld krekels en sprinkhanen waarbij de gehoorsorganen in de poten zitten.

Verder lezen