Wolder tot aan de annexatie


Het plateau van Wolder kende al bewoners aan het einde van de eerste ijstijd, circa 250.000 jaar geleden. Het is moeilijk voor te stellen hoe het in die tijd hier heeft uitgezien. Een grote klimaatsverandering was bezig en de temperatuur werd hoger in deze streken. Er groeiden bossen, loofbossen in de Maasvallei, afgewisseld met moerassige gebieden. Er zijn fossiele resten teruggevonden van de dieren die hier geleefd hebben. Sporen van kampplaatsen en vuurstenen heeft men aangetroffen, die erop wijzen dat er in die jaren hier mensen zijn geweest die leefden van de jacht. Hun voedsel was fruit, noten en paddestoelen. De kleding die ze droegen waren vermoedelijk dierenvellen. Ook werktuigen die gebruikt werden om de dierenvellen schoon te maken, zijn gevonden. In het Belgische Kanne werden in het jaar 1978, bij de verbreding van het Koning Albertkanaal, resten uit de laatste ijstijd ontdekt die ongeveer 130.000 jaar geleden moet zijn geweest. Door de extreme vorst die toen zou zijn geweest, zijn in de Jekervallei vuursteenknollen aan de oppervlakte gekomen. Van deze knollen kon men vrij gemakkelijk gereedschappen maken om huiden en been te bewerken. De voornaamste jachtbuit was in die laatste ijstijd het rendier. De rendierenvellen waren onmisbaar voor kleding en tentzeilen. Ook wilde paarden kwamen hier in die tijd voor. Na de laatste ijstijd steeg de temperatuur en de vrij droge steppegrond werd vervangen door loofbossen. In ongeveer 5300 voor Christus groeide het landschap langzaam dicht en de boeren begonnen zich hier te vestigen om het land te ontginnen. Er brak een nieuw tijdperk aan en er kwam een gemeenschap die bestond uit jagers en boeren. Onder hen waren de “Bandkeramiekers” ; hun naam voeren we terug op de bandvormige versieringen die zij op hun aardewerk aanbrachten. Zij waren de eerste stammen hier in deze streken en ze deden aan landbouw en veeteelt. In Caberg hebben archeologen in 1925 en in 1989 Bandkeramische nederzetting opgegraven. Ook op de Cannerberg zijn sporen aangetroffen van bandkeramiek. Steeds meer ging men toen gewassen verbouwen en dieren fokken in plaats van afschieten. Een nieuwe periode brak aan. In het begin van de Christelijke jaarteling waren de Romeinen hier de heersers. Langzaamaan werden wegen aangelegd (heerbanen) voor het verplaatsen van de legioenen (troepen). Een van de bekendste wegen is de Romeinsebaan die liep van Tongeren via Maastricht en Heerlen naar Keulen. Er bestaat nog een stukje van deze weg en het ligt in de wijk Daalhof. De Kinderboerderij/Educatieve boerderij ligt op de plaats waar vroeger de oude Romeinsebaan en de Goudenweg elkaar kruisten. De Goudenweg was de aansluiting richting het noorden naar de Caberg. Langs de Romeinsebaan werden later villa’s en landhuizen gebouwd, waarvan er in de buurt van Wolder een aantal zijn terug gevonden. Wolder, (Wilre, Wijlre) heeft er zijn naam aan te danken. Deze is ontleend aan het Latijnse ”villare”, wat ”villa of ”landgoed” betekent.

Franken De naam Vroenhof is gekomen toen Frankische machthebbers de door de Romeinen verlaten gebieden in bezit namen. Ze stichtten er hoven, waaruit ze in naam van de landheer het gebied bestuurden en recht spraken. Zo is het Graafschap van de Vroenhof ontstaan. In 1131 was de koning van Duitsland heer van de Vroenhof en spraken ambtenaren er uit zijn naam recht. Executies werden in die tijd, omstreeks 1200, voltrokken op de Dousberg. In de nabijheid van de huidige hoeve ”Hazendans” stond een galg. Zo werd de benaming Goudenweg (Goldenweg) wel in verband gebracht met Galgenweg. Als ik vroeger als kind iets had gedaan wat niet door de beugel kon, zei mijn moeder steevast ”iech wouw datste op ten Dousberg zaots”! ( ik wilde dat je op de Dousberg zat). Dit was een gezegde en nu weten we waar deze uitdrukking vandaan komt. In 1204 werd Hertog Hendrik 1 van Brabant beleend, zoals dat in de stukken staat, met Maastricht en al zijn rechten en toebehoren binnen en buiten de stad. Deze omschrijving bevat drie kernen ten westen van de eerste stadsmuur: Montenaeken, Wolder en Lenculen. Het Graafschap werd bestuurd vanuit een grote hoeve “de Hof van Lenculen” die was gelegen aan de huidige Tongersestraat waar thans de aula is van de Universiteit Maastricht. De Schepenen van de Vroenhof, bezochten eens per jaar in vol ornaat de dorpen en informeerden of er nog misdaden of overtredingen waren geweest. Door de stadsuitbreidingen tussen 1300 en 1550 was de Hof van Lenculen binnen de stadsmuren komen te liggen. De grenzen van de Vroenhof en de tweeherigheid van Maastricht liep dus nu binnen de stadsmuren. Als men binnen de vesting Maastricht ging werken, kreeg men ook de stadsrechten die iedere inwoner van die stad had. Maar, als men daarna een misdrijf beging, kon men voor het leven verbannen worden uit de stad. Dat gebeurde op 4 juli 1317 met de bontwerker Johannes Winke en de karrenvoerder Jahnnes van Wilre (Wolder). Zij werden ”ontpoorterd”, dat wil zeggen voor eeuwig verbannen uit de stad, omdat zij de schout Henricus Kuilinc hadden vermoord. De regels in het ene en het andere gebied weken wel eens van elkaar af en dat kon voor rare situaties zorgen. Een zekere Arnold Cilissen was uit de Vroenhof verbannen wegens een cafémoord. Hij kon echter gewoon in de stad blijven wonen, hij moest alleen opletten dat hij niet in een straat liep die Vroenhof gebied was, want als hij daar was kon hij gearresteerd worden. De Vroenhof strekte zich uit vanaf het huidige Smeermaas in het noorden tot aan Kanne en de Jeker in het zuidwesten. Het was een dun bevolkt gebied dat zich centreerde in een drietal kernen, Heukelom, Montenaken (het huidige Vroenhoven) en Wolder. Wolder, waartoe ook de kleinere woonkernen Caberg, Biesland en enige belangrijke hoeven als Hazendans, Panhuis, Apostelhoeve en Nekum behoorden, was het voornaamste dorp in de Vroenhof. De landbouwgronden in de Vroenhof waren in handen van kerken of kloosters. Waar nu de stadswijken Blauwdorp en Mariaberg liggen en genoemd het Proosdijveld, waren van het kapittel van Sint Servaas. Tijdens de zestiende eeuw was het in de gelederen van de Katholieke kerk erg rumoerig. In het jaar 1517 kwam er een afscheiding binnen die kerk. Heel veel gelovigen waren het niet meer eens met de regels die door de Paus gehanteerd werden. Maarten Luther was een van hen en hij is de grondleger van de Reformatie. In Nederland kreeg hij ook veel volgelingen en in 1521 werd de Reformatie doorgevoerd. In het jaar 1536 was het in Zwitserland Calvijn die opstond en een nieuw christendom predikte; het Calvinisme ontstond. Het waren zeer roerige jaren, hoewel de Katholieke kerk gesteund door de Spaanse Koning Philips II daar hard tegen optrad. In 1566 hadden we de ”Beeldenstorm” en in veel Katholieke kerken werden de beelden vernield. In die zestiende eeuw ging het minder goed met de handel en nijverheid. Er was een economische teruggang. Dit is niet zo verwonderlijk: de vele oorlogen hadden handen vol geld gekost. Ook Wolder had telkens te lijden gehad onder krijgshandelingen en men moest telkens weer alles opnieuw opbouwen wat door het oorlogsgeweld werd beschadigd of vernield. In de volgende 100 jaar werd het allemaal iets beter in deze streken en de welvaart nam toe. Maar dat bracht ook weer gevaar mee, want in die tijd hadden de Fransen het voornemen hier alles in bezit te nemen. Een langdurige vrede heeft men hier ook niet gekend.

Rond 1750 was Wolder een dorp van betekenis, maar hoe het er precies uitzag, kunnen we alleen maar raden. Vermoedelijk werd het dorp gevormd door de huidige Kesselterweg, Lammergierstraat, Dorpsstraat (de huidige Pletzersstraat), de Dalingsweg en de Susserweg. Er zijn vermoedelijk twee verbindingswegen met de vesting Maastricht geweest. De Romeinsebaan liep langs Wolder tot aan de Brusselsepoort, aan de huidige Brusselsestraat. De Winterslag liep over in de Oude Wolderweg en zo tot aan de Tongersepoort aan de Tongersestraat. Of de Vroenhovenweg met aansluiting aan de Cannerweg toen al bestond, weet ik niet zeker. De Heukelommerweg is later aangelegd. Voorheen is het waarschijnlijk wel een landweg geweest, maar geen weg waar woningen gebouwd waren. We kunnen de namen van de wegen ook verklaren: de Kesselterweg liep naar het dorp Kesselt, de Dorpsstraat was de huidige Pletzersstraat en die naam is ontstaan in 1920 toen Wolder door Maastricht werd geannexeerd. In die Dorpsstraat woonden veel mensen die de naam Pletzers droegen en dat was de reden om de straat deze naam te geven.

Vaak stelt men ook de vraag waar de naam Lammergierstraat vandaan komt. Hierover zijn twee lezingen, maar wat de juiste lezing is, moet u zelf maar bepalen. Een Lammergier is een Aziatische roofvogel, die voorkomt in Azië en in Afrika. De eerste lezing zegt dat een dergelijke vogel hier moet zijn neergekomen en dat men daarom de straat Lammergierstraat is gaan noemen. De tweede lezing zegt ons, dat gier, geer, schuin betekent. Ten oosten van de Goudenweg liep vroeger een gierpad dat de Romeinsebaan kruiste. Het woord ”lammer”zou kunnen komen van Lambert of betrekking hebben op lammeren, die als tiende aan de heer van Alden Biesen geleverd moesten worden. In die straat zou een schuur gestaan hebben waarin de lammeren samengebracht werden. Dit zou natuurlijk ook een uitleg kunnen zijn.

De Dalingsweg wordt misschien zo genoemd omdat deze weg een behoorlijke klim en dalingspercentage heeft. De Susserweg is de weg die naar het dorp Sichen Sussen en Bolder loopt. De Vroenhovenweg was de weg die Wolder, voordat de Tongerseweg was aangelegd, met Vroenhoven verbond. De Heukelommerweg verbond Wolder met het dorp Heukelom, dat thans bij België hoort.


In de Franse tijd in het jaar 1810 werd op last van de Franse overheid buiten de Tongersepoort, om precies te zijn aan de Tongerseweg, een begraafplaats aangelegd. De Fransen wilden geen doden meer binnen de stadsmuren begraven. Tot dan toe gebeurde dat in de Capucijnenstraat op een terrein van de gemeente. Voorheen werden ze meestal begraven bij de parochiekerk waartoe ze behoorden. Op 27 januari 1812 kwam de begraafplaats aan de Tongerseweg gereed en werd ze ingewijd. Die dag werd er ook de eerste dode begraven en haar naam was de Weduwe Willems geboren als Catharina Zeekaf uit de Ridder. Zij behoorde tot de Sint Nicolaasparochie; deze kerk heeft gestaan aan het O.L.- Vrouwenplein. De Woldernaren noemden de Algemene Begraafplaats ’t Mestreechter kerkhof. Op deze begraafplaats zijn ook verschillende gedenktekens te vinden. Een ervan is het teken voor de Belgische soldaten die tijdens de Eerste Wereldoorlog, van 1914 tot 1918, hier in Maastricht aan de opgelopen verwondingen zijn overleden. Ook is er een grafperk waar Nederlandse soldaten rusten die tijdens de Tweede Wereldoorlog, 1940-1945, zijn gesneuveld en op hetzelfde grafperk een gedenkteken voor de Nederlandse militairen die tussen 1940 en 1950 het leven hebben gelaten in Indonesië. Er zijn ook graven van Geallieerde militairen die tijdens die Tweede Wereldoorlog bij de bevrijding van ons land in deze streek zijn gesneuveld. Ieder jaar in de maand november vindt hier een plechtigheid plaats om deze mensen te gedenken. Deze begraafplaats is in de jaren uitgeroeid tot een prachtig geheel, met brede lanen en mooie oude bomen en is nu een van de mooiste begraafplaatsen van ons land.

Opkomst van de industrie Zo rond 1830 ontstonden in de stad Maastricht bedrijven voor het produceren van glas, aardewerk en een spijkerfabriek. Deze industrie was in handen van de familie Regout. In die tijd was het ook dat veel kleinere boeren of boerenknechten uit Wolder in deze industrie gingen werken. Er was in de fabrieken meer te verdienen als in de landbouw. Iedere dag ging men te voet naar de stad om daar de werkzaamheden te verrichten. Na een werkdag van twaalf uur of meer ging men weer te voet terug naar het dorp. De mensen in Wolder hadden meestal bij het huis ook nog een stukje grond, waar ze groente en aardappelen kweekten. Dit was gedeeltelijk voor eigen gebruik, maar soms ook bestemd voor de verkoop op de markt te Maastricht. Die verkoop gebeurde meestal door de Wolderse groentevrouwen, die met hun mand vol groente ’s morgens naar Maastricht trokken en in de namiddag als de groente verkocht was, met een mand vol levensmiddelen terugkwamen. Tot aan het begin van de Tweede Wereldoorlog gebeurde ook nog veel vervoer met de hondenkar. Een hond werd dan als trekdier gebruikt om allerhande goederen die op de markt verkocht werden, te vervoeren. De jongeren onder u zullen nu wel zeggen ”een hond is toch geen trekdier”? Maar probeer u maar eens te verplaatsen in de tijd van toen. Mens en dier werden ingezet om een bijdrage te leveren aan het welzijn van iedereen. Ook een hond moest meehelpen om de kost te verdienen. Ook melkboeren en bakkers maakten in die tijd gebruik van de hondenkar, iets wat we ons nu niet meer kunnen voorstellen. Nu heeft men een hond voor de luxe, toen was het bittere noodzaak. Thuis hadden de mensen meestal ook nog een varken zitten en verder waren er kippen en konijnen om te verzorgen. Wolderse kinderen vanaf een jaar of negen moesten deze dieren te eten geven. Een keer per jaar kwam de slager om het varken te slachten. Heel vroeger gebeurde dat met het mes en zo werd het varken de keel doorgesneden. Later werd het dier door het hoofd geschoten, wat blijkbaar humaner was. Daarna werd de huid schoongemaakt en vervolgens werd het dier aan een ladder gehangen. Dan werd het dier opengesneden en alles wat bruikbaar was, werd er uit gehaald. Het spek werd in de kamer opgehangen aan vleeshaken in het plafond. Van het bloed werd vervolgens bloedworst en balkenbrij gemaakt. Het overige vlees werd ingemaakt en in potten bewaard. Het vlees dat over bleef, zoals de kop en de poten, werd door een vleesmolen gedraaid totdat het fijn gemalen was. Van deze resten werd hoofdkaas gemaakt (huidvlees) en in het dorp werd tegen elkaar opgeijverd wie de lekkerste hoofdkaas kon maken. De stal kreeg een extra schoonmaakbeurt, er werd een nieuwe big in gezet en over een jaar werd dan het ritueel herhaald. Zo leefden veel mensen in het dorp en ze hadden weer voor een lange tijd vlees in voorraad. In de kelder van het huis stond veelal een vliegenkast om vleeswaren en kaas in te bewaren. Er bestonden geen koelkasten en daarom werden deze producten daar opgeslagen. Een vliegenkast was een raamwerk van latten en in de voorkant een deurtje. Het geheel was bekleed met een zeer fijn gaas zodat geen enkele vlieg of insect in de kast kon komen. De kelders in de Wolderse huizen waren ook anders als bij ons stadsmensen. Toen ik voor de eerste keer in de kelder kwam bij mijn schoonouders, vroeg ik stom, ”waarom hebben jullie hier geen betonnen vloer in de kelder liggen”? Een dommere vraag had ik als stadsjongen natuurlijk niet kunnen stellen! Het antwoord was ”in een goede kelder ligt een lemen vloer en dit hier is een goede kelder”! Van de kippen had men de eieren en als ze niet meer konden leggen werd kippensoep gemaakt en het kippenvlees opgegeten. De konijnen waren voor hoogtijdagen zoals Kerstmis en Pasen. De echte Wolderse mensen leven nu nog op deze manier. Alleen varkens zult u niet meer aantreffen, maar konijnen en kippen kan men op een aantal plaatsen nog zien. Bouwen in het Proosdijveld Zo rond 1900 was het met de woontoestand voor de arbeiders in de stad Maastricht zeer slecht. Veel welgestelde families waren gaan wonen aan de singels die aangelegd waren buiten de stadsmuren. Denk aan de Statensingel, Hertogsingel en de Prins Bisschopsingel. Zo rond 1867 werden grote delen van de stadsmuren en stadspoorten afgebroken. In 1889 telde de stad 32.000 inwoners, 6200 gezinnen. Er waren maar 3300 woningen beschikbaar en u kunt uitrekenen hoe er toen gewoond moest worden. De situatie was schrikbarend; de arbeiders hadden al een slecht en ongezond leven en deze woon–situatie maakte het alleen maar erger. Het stadsbestuur had geen belangstelling voor de woningnood en pas in het begin van 1900 kwam de overheid tot ontdekking dat ze hier toch verantwoordelijkheid voor moesten nemen. In 1901 werd de Woningwet aangenomen en de Bouwvereniging Sint Servatius, die in 1902 werd opgericht, kon toen beginnen met de bouw van arbeiderswoningen. In het Proosdijveld, dat altijd grondgebied van de Vroenhof was geweest, begon men aan de bouw van het Blauwdorp. Het woord blauw houdt hier in Katholiek. In het Proosdijveld stond de grote boerderij van Crijns en een aantal kleine woningen. Deze bleven staan en de nieuwe huizen werden er omheen gebouwd. Deze kleine woningen kunt u nu nog terug vinden aan de Brouwersweg, de Andre Severinweg, de Aert van Trichtweg en aan de Proosdijweg waar ook de boerderij van Crijns was. Tussen 1910 en 1930 werd het Blauwdorp geheel voltooid. Opmerkelijk is dat in dit Blauwdorp ook de Socialistische Bouwvereniging ”Beter Wonen” mocht bouwen. Jammer dat de Katholieke Bouwvereniging Sint Servatius niet meer waar maakt waar ze eens is voor opgericht, namelijk alleen maar Sociale Woningbouw.

Juvenaat van de broeders In 1908 werd door de broeders van de Onbevlekte Ontvangenis (broeders van de Beijart) aan de Tongerseweg een Juvenaat gebouwd, een school waarin de broeders hun eigen mensen opleidden. De broeders verzorgde in Maastricht aan een aantal scholen het onderwijs. Ze moesten het in die nieuwbouw echter zonder waterleiding en elektriciteit stellen. Om toch over deze faciliteiten te kunnen beschikken, hebben ze daar een eigen machinekamer gebouwd die stroom kon opwekken en een pomp geplaatst om grondwater te kunnen oppompen. De broeders zijn hier terecht altijd zeer trots op geweest. In een van de klassen van de lager school vertelde de broeder altijd ”als de stad Maastricht zonder stroom zit, kunnen wij tenminste verder werken”. De Kweekschool, zoals ze ook wel genoemd werd, heeft heel lang bestaan.

Stoomtram In november 1908, rond Allerheiligen ging de stoomtramverbinding tussen Maastricht, Montenaken en Tongeren proefdraaien. Op 2 november van dat jaar was de eerste openstelling er werden die dag 7000 passagiers vervoerd, die o.a. de Algemene Begraafplaats bezochten. Het voordeel was natuurlijk dat er nu Openbaar Vervoer was om naar de stad te gaan en terug te keren naar Wolder. Op 1 mei 1909 werd deze verbinding officieel in gebruik genomen. Over dit trammetje gaat ook nog altijd een leuk verhaal. Iedere keer dat de tram de Broedersberg op moest bleef het halverwege staan en kwam niet verder. De passagiers werden dan verzocht uit te stappen en mee te helpen duwen om het voertuig boven aan de berg te krijgen. Of dit vaak voorkwam is mij niet bekend, maar het is een hardnekkig verhaal dat door de ouderen nog steeds verteld wordt. De tramrails waren aan de linkerkant van de Tongerseweg gelegd, als men richting Vroenhoven gaat.

Wolder bij Maastricht Op 1 januari 1920 kwam de gemeente Oud–Vroenhoven geheel bij Maastricht te horen. De Dorpsstraat werd Pletzersstraat maar voor de rest veranderen niet zoveel. Alleen de belastingen zullen waarschijnlijk op een hoger bedrag zijn uitgekomen, wat men behoorde nu bij de stad en de stedelijke belastingen zijn altijd hoger dan in de dorpen. Kort daarna kreeg het dorp ook waterleiding, gas en straatverlichting en de hoofdwegen werden van een wegdek voorzien. Voor de rest bleef in Wolder alles bij het oude.

Gedetailleerd persoonlijk verslag bewerken

Als ik door Wolder wandel, vallen mij telkens weer de hoogteverschillen op. Aan de Kesselterweg en aan de Pletzersstraat kan men dat het beste waarnemen. Vandaag wandel ik de helling van de Pletzersstraat, vroeger de Dorpsstraat, naar beneden. Ik probeer terug te kijken in de tijd en mij voor te stellen hoe het hier tussen de jaren zeventien en achttienhonderd zal zijn geweest. De wegen waren niet verhard en omdat de Pletzersstraat bijna twee meter dieper ligt dan de omringende landbouwgronden, zal al het overtollige water via de straat hebben moeten weglopen. Ik kan me best voorstellen dat bij hevige regenbuien dat wel problemen zal hebben gegeven. Als je in het jaar 1771 beneden aan de helling van de Pletzersstraat kwam, zal men ongetwijfeld, de boerderij in aanbouw van de familie Vandenboorn, hebben kunnen zien. Deze boerderij is de oudste hoeve in de kern van het dorp. Ze is gebouwd in de jaren 1771 tot 1777. Als ik bij de hoeve aankom en moeizaam de zware poort open, zie ik een bloemenzee op het erf. Trouwens, de zware poort is van een degelijke houtsoort gemaakt en je kunt zien dat dit echt vakwerk is. Tot ongeveer elf jaar geleden heeft de poort die hier tijdens het bouwen is geplaatst, dienst gedaan. Als ik op het erf ben van de boerderij en de poort weer dicht is, voel ik een oase van rust en stilte. De hond blaft even om me te begroeten en als hij ziet dat het goed volk is, valt hij stil. Ik hoor alleen nog de duiven koeren en de kanaries zingen. Het is of de boze wereld buiten de poort is gebleven en weer gaan mijn gedachten terug naar de oude tijd. Wat zou hier vroeger zijn geweest en hoe zouden deze mensen geleefd hebben? De hoeve is gebouwd in een rechthoek, stevig ommuurd en geheel van de buitenwereld afgesloten. Ze is nog altijd in gebruik door dezelfde familie, al de vijfde generatie. Alleen de familienaam verandert nu, want in de vorige generatie Vandenboorn was er geen mannelijke opvolger. De dochter Annemie trouwde met Jean Caubergh en de volgende generatie zal dan ook deze naam dragen. De binnenplaats, vroeger het erf, is nu vrij rustig. Naast het poortgebouw was in het verleden, de waterput met een mooi smeedijzeren hek omheen. De bewoners van de Pletzersstraat haalden hier hun drinkwater. Er zijn jammer genoeg geen foto’s bewaard gebleven van die tijd.

In het huidige woonhuis waren de koeienstallen. Boven de stallen werd het graan opgeslagen, ook die zolder is nog altijd intact. Aan de achterzijde van het erf ligt over de gehele breedte een grote schuur, met aan beide kanten poorten. Die poorten kwamen aan de ene kant uit op het erf van de boerderij en aan de andere kant in het veld. Als de boer aan het oogsten was hoefde hij de producten niet via de straat naar binnen te brengen. Maar rechtstreeks via het veld ging dat dan de schuur in. De boerderij bezat vroeger veel land, maar dat is tegenwoordig niet meer zo. Achter het bedrijf staan nu woonhuizen en voor de landbouw is er geen plaats meer.

Smokkeltijd

In de smokkeltijd was deze boerderij ook zeer geliefd bij de smokkelaars. Aan de Vroenhovenweg werden de goederen opgehaald; men rende dan door het veld naar de hoeve en ging door de achterpoort naar binnen. In de keuken werden de smokkelwaren neergelegd en heel onschuldig ging men dan door de poort aan de voorkant weer de Dorpsstraat in. Later op de dag werden de goederen door iemand anders weer opgehaald. Een van die bekende smokkelaars was de ”Goebbel”. (Jef Meertens) Hier komt de naam weer terug en behalve hard fietsen kon hij ook hard lopen. Zijn specialiteit was dranksmokkel, maar waar hij dat ging halen weet niemand te vertellen, dat was zijn geheim.

Tweede Wereldoorlog Tijdens de Tweede Wereldoorlog in het jaar 1942 bij beschietingen is hier, een granaat terechtgekomen en de schuur werd zwaar beschadigd. Ze moest voor een groot gedeelte opnieuw opgebouwd worden. De oude schuur was vrij hoog omdat er veel oogst in moest worden opgeslagen. Met oorlogsgeld, zoals dat toen in die tijd genoemd werd, is de schuur weer hersteld, maar niet meer zo hoog gemaakt. Ongeveer 2 meter werd het geheel lager en dat betekende dat het erf, nu ook zonneschijn kreeg en de binnenplaats een stuk vrolijker werd. Een van de schuurpoorten, die u linksachter op het erf aantreft, is nog steeds de oude poort uit het jaar 1771. Boven de twee schuurpoorten op het erf ziet u nog twee eiken balken; ook dit hout stamt nog uit 1771. De mergelblokken waarmee de boerderij is gebouwd, komen uit de Cannerberg en het hout uit het Cannerbos. De boerderij liep van de Pletzersstraat 40 tot en met het huidige nummer 48. Het gebouw dat daar staat, hoorde ook nog bij de boerderij en u kunt beoordelen dat het een flink boerenbedrijf was. Tussen de twee gebouwen in stond nog het bakkes, zoals een bakoven toen genoemd werd, en ook het gebouwtje waar de was werd gedaan. In de loop van de tijd, toen de landbouwgronden plaats moesten maken voor woningbouw, ontkwam men er niet aan om steeds meer grond te verkopen. Er staan nu tussen de twee boerderijen woningen, de tijd brengt dit met zich mee.

In de jaren zeventig van de vorige eeuw werden de landbouwgronden tussen de Pletzersstraat tot aan het voetbalveld van Leonidas onteigend en vol woningen gezet. Tot het laatste toe heeft de Wolderse bevolking zich hiertegen verzet, maar ze moest, of ze wilde of niet, mee in de moderne tijd. Toen was het voor de familie Vandenboorn ook voorbij en ze moeste stoppen met de landbouw. Ook de groenteteelt werd steeds minder en zo leverde Wolder beetje bij beetje alles in wat een boerendorp behoort te hebben.

Het vroegere erf is nu een bloemenzee en als u binnenkomt weet u niet wat u ziet. Een schakering van kleuren treft u aan. De hoeve is thans een monument, verweven met moderne bloemen en planten, maar het blijft de oudste boerderij in de kern van Wolder. De sfeer van vroeger met de liefde voor dieren en alles wat groeit en bloeit, kan men hier nog duidelijk vinden. Het is ook een uniek plaatsje om te fotograferen, om dingen op de gevoelige plaat vast te leggen voor het nageslacht. De mensen die na ons komen, zullen zeer alert moeten zijn om dit monument te behouden.



De Apostelhoeve en de Louwberg

Tot de mooiste stukjes van Wolder, behoren ongetwijfeld de Apostelhoeve en de Louwberg. Als we over de Susserweg, de weg naar Zichen Sussen Bolder, de berg naar boven klimmen, zien we al spoedig dat dit een holle weg is met steile bermen. De grond die we hier aantreffen is kalksteen en daarbij vinden we löss of Limburgse klei. Als we de Susserweg verder naar boven gaan, treffen we naast de löss ook kiezelstenen aan. Löss is aangevoerd door de wind, maar de kiezel is aangevoerd door het water van een rivier. Eens was hier het stroombed van de Maas, dat liep van Duitsland tot in de Belgische Kempen. Als men de Susserweg verder naar boven gaat, ligt aan de linkerkant op het eerste vals plat de prachtige Apostelhoeve.

De Apostelhoeve bewerken

De Apostelhoeve, een goed onderhouden gebouw dat gelegen is boven op het vlak van de Louwberg. Voor mij is dit het mooiste plekje van Maastricht, misschien zelfs wel van ons land. De hoeve is een erfgoed en als we hierover willen praten, moeten we ver teruggaan in de geschiedenis. Deze hoeve is onverbrekelijk verbonden met de stichting ”het XII Apostelenhuis”. De hoeve staat hier al eeuwen, maar wanneer ze precies is gebouwd, is niet meer te achterhalen. Mogelijk moet ze al hebben bestaan aan het einde van de veertiende eeuw. Maar waarom is de hoeve verbonden met het XII Apostelenhuis? Lambert van Middelhoven heeft in het jaar 1476 of 1477 het huis “de XII Apostelen” gesticht. Dit huis lag in de Bogaardenstraat, binnen de vesting Maastricht. Hij vestigde er een inrichting voor ouden van dagen. In dit huis konden twaalf tot veertien oude mannen gratis wonen en verzorging krijgen. Het waren mannen die buiten hun schuld, in armoede waren geraakt. Tevens vonden er onderdak twintig alleenstaande vrouwen en enkele, niet meer zo jonge, gezinnen. In mei 1493 werd het XII Apostelenhuis tot stichting verheven. Nu weer terug naar de hoeve. Uit een testament van 1324 blijkt dat hier, op de hellingen van de Louwberg, toen al wijngaarden zijn geweest. Ook is terug gevonden het volgende: in het jaar 1604 erft Marie van Suetendaal het goed ”de Louwenburch” van haar man. Bij haar dood, in 1611, vermaakt ze de hoeve aan de stichting het XII Apostelenhuis. Daarom is er ook de verbinding die we leggen tussen Apostelhoeve en XII Apostelenhuis. De bouwstijl van de hoeve is Frankisch en de mogelijkheid dat de boerderij uit die tijd stamt, is dan ook mogelijk. De muren zijn op verschillende plaatsen een meter of meer dik. Alle gebouwen die er staan, zijn opgetrokken rondom een mesthoop in een vierkant. In die tijd werd de bouwstijl veelal aangepast aan de veiligheid van mensen en vee. Deze stijl van bouwen is aangehouden tot laat in de achttiende eeuw. Bekend is dat er op deze hellingen overal wijnbouw was. De kalkhoudende grond is er uitermate geschikt voor. Door een koudegolf in de zestiende eeuw en door de oorlogshandelingen tijdens de tachtig jarige oorlog was er meer behoefte aan akker bouw en dat betekende een doodsteek voor de wijnbouw. Er was meer te verdienen aan de akkerbouw en daarom verdween de wijnbouw.


Slag van Lafelt

Op 2 juli 1747 vond de slag van Lafelt plaats. De Franse legers voerden weer oorlog en wilden de vesting Maastricht innemen. Een zeer verbeten en bloedige slag was dit en de inwoners van Wolder konden vanaf de Louwberg de slag volgen. De geallieerden werden bij Raucour door de Fransen verslagen. De verliezen aan beide zijde waren zeer hoog. Aan de Franse kant sneuvelden ruim 12000 mensen en aan geallieerde kant 8555. De Fransen moesten toen van een verdere belegering afzien.

In 1794 heeft dit gebied ook veel te leiden gehad van de belegering van de Franse Republikeinse troepen. Hier naast de Apostelhoeve stonden de Franse kanonnen die het fort Sint Pieter bestookten. Zwaar is hier gevochten en de gehele Wolderse bevolking schuilde in de Cannerberg met al haar bezittingen. In die tijd van 1794 tot 1814 waren op de hellingen van de Louwberg alleen maar schaapherders met hun kuddes aanwezig.

Maar nu even terug naar het begin. Waarom is de Apostelhoeve zo mooi? De hoeve is gebouwd op een plaats waar je een schitterend uitzicht hebt, aan de ene kant over het grondgebied van het Graafschap Vroenhof en aan de andere kant men kijken over het grondgebied van de Heerlijkheid Sint Pieter. Aan de linkerkant kan men een groot gedeelte van de stad Maastricht bewonderen.

De hoeve wordt sinds 1895 beheerd door de familie Hulst. Als eerste kwam op de hoeve Alphons Hulst, daarna zijn zoon Mathieu Hulst, toen Hugo Hulst en nu weer Mathieu Hulst, de zoon van Hugo. De fruitteelt was op de hoeve jarenlang de bron van inkomsten. In 1970 waagde Hugo Hulst het weer om druiven te verbouwen op de hellingen van de Louwberg en met veel succes. De toenmalige burgemeester van Maastricht, Baeten, ging in die tijd op de zondagmorgen vaak op bezoek bij de Apostelhoeve. Hij was zeer geïnteresseerd in de wijnbouw en liet zich dan ook telkens bijpraten over alles wat met wijnbouw te maken had. De druivenbouw werd met argusogen bekeken door de wijnliefhebbers. Op 26 oktober 1970 zijn hier weer de eerste druiven geperst en vanaf toen is de wijn van de Apostelhoeve heel bekend in binnen–en buitenland. In 2002 is Mathieu Hulst verdergegaan op de Apostelhoeve om het werk van zijn vader voort te zetten. Hij doet dit met veel kennis en verstand van zaken en we mogen gerust trots zijn op de wijn die hier in deze streken gemaakt wordt. In het jaar 1999 was voor de familie Hulst een hoogtepunt, toen Mathieu prins carnaval van groot Maastricht werd, onder de naam Prins Mathieu de eerste. Een glorieus moment toen hij, in het bijzijn van honderden Maastrichtenaren, op de Markt werd ingehuldigd. Met veel blijdschap en plezier denkt de familie hier nog aan terug, die tijd is onvergetelijk.

Apostelgroeve

Als we praten over de Apostelhoeve denken we ook aan de Apostelgroeve. Evenals dat in de Sint Pietersberg en Cannerberg gebeurde is men ook in de Louwberg mergel gaan winnen. Mergel was immers een goed bouwproduct en genoeg voorhanden. Ik heb al aangehaald dat de Apostelhoeve behoorde tot de Stichting de XII Apostelen en zo rond het jaar 1750 werd er de nodige moeite gedaan om het rendement van de hoeve te verbeteren en zodanig de winst te vergroten. De metselaar Hendrik Lenaerts begon in het voorjaar van1770 de ingang van de Apostelgroeve aan te leggen. Lenaerts was de huisaannemer van het XII Apostelenhuis in de stad en hij gebruikte bij de verbouwingen veel mergelblokken. Het blokbreken, de mergel uitzagen in de berg, kende hij echter niet goed. De berg werd geopend en de eerste blokken mergel werden eruit gehaald. Maar de eerste jaren leverde de productie meer afval op dan mergelblokken. De ingang van de groeve lag ook op een plaats die niet zo gunstig was. De gewonnen mergelblokken moesten, als ze uit de berg kwamen, steeds vijftig meter omhoog worden gesleept. Er waren drie paarden en twee man personeel nodig om de mergelblokken uit de groeve naar boven te krijgen. De productiekosten waren vrij laag, maar de trans portkosten zeer hoog. In juli 1770 werden de eerste blokken verkocht voor het herstel van de vestingwerken van de vesting Maastricht. In totaal waren dat 946 blokken en de opbrengst was 137 gulden. Bijna 45% ging echter op aan transportkosten. Tot overmaat van ramp dreigde er ook nog instortingsgevaar en daarom werd in latere jaren, in 1771 of 1772, een nieuwe ingang gemaakt. In de hardstenen sluitsteen boven de ingang staat het jaartal 1772. De mergelwinning heeft in totaal ongeveer zeven jaar geduurd en toen werden Lenaerts en zijn medewerkers ontslagen. Over het geheel genomen heeft de stichting aan het blokbreken niets verdiend er wordt zelfs gezegd dat een kwart van de kosten van de exploitatie als verlies is opgegeven. Tijdens de Tweede Wereldoorlog, 1940–1945, was de Apostelgroeve een schuilplaats voor de mensen van Biesland. In de laatste oorlogsdagen hebben in de groeve 150 mensen geschuild voor bombardementen en beschietingen. De Amerikanen zaten toen aan de overzijde van het Koning Albertkanaal en hun Artillerie schoot vele granaten naar deze richting. De telefoonkabels van de Duitse veldtelefoon lagen langs de Dalingsweg en de Amerikanen was er alles aan gelegen deze buiten werking te stellen. Op de bodem van de put van de Apostelhoeve die was drooggevallen tijdens het graven van het Koning Albertkanaal in 1934, zaten dieren zoals varkens die voor de Duitsers verstopt waren. De kinderen brachten twee keer per dag voedsel naar de beesten, maar indien er veel drukte was van ongewenste personen bij de ingang van de groeve, werd het voedsel met een windas in de put neergelaten. Na de oorlog werd de groeve gebruik om champignons te kweken; dit is echter nooit een succes geworden. Daarna kwam er een wijnhandel in de groeve, maar in 1973 werd de vergunning hiervoor weer ingetrokken. De groeve heeft in de loop van de jaren nog een aantal bestemmingen gehad, maar ze is nu al jaren niet meer in gebruik. Er zou ook nog een aantal maanden een jeneverstokerij zijn geweest. Deze werd goed gecamoufleerd en voor de buitenstaander onzichtbaar. Maar ook deze activiteit was maar van korte duur.

Campagne

Boven op de Louwberg vinden we ook de villa ”Campagne”. Dit was tot in 1964 het buitenverblijf van de paters Jezuïeten. De studenten–paters kwamen hier eenmaal in de week, op donderdag, om uit te rusten en te ontspannen. Om dit te bereiken gingen ze de Cannerberg in en maakten hier met houtskool prachtige tekeningen. Ook staken ze in de mergelwanden schitterende beeldhouwwerken uit. Zelfs is in deze berg een kapel te bewonderen, helemaal uitgekapt in de mergel, waar nu nog doopsels en huwelijken voltrokken worden. In 1964 had de orde bijna geen roepingen meer en de paters trokken zich terug uit Maastricht.

In de jaren die volgden, werd er in de berg veel vernield. Niet alleen door de militairen van de NATO, die hier een commandocentrum hadden, maar ook door vandalen. Een aantal Maastrichtenaren heeft zich toen het lot van al die mooie kunstwerken aangetrokken en nu is het grootste gedeelte weer gerestaureerd. Alleen onder begeleiding van ervaren gidsen kan men nu nog de berg binnen en dat is maar goed ook. De berg is nu een Rijksmonument en moet kost wat kost, voor het nageslacht behouden blijven. Boven op de Louwberg bij het Kruis kunnen we Romeinse wegwijzers zien staan, twee prachtige lindebomen die al eeuwenlang het landschap sieren. Het bruggetje over de Jeker waar in het begin van de vorige eeuw zoveel over te doen is geweest

Beneden aan de berg ziet men de hoeve Nekum liggen. Nekum is net als de Apostelhoeve al heel oud. De eerste bouw vond plaats in de veertiende eeuw en op de fundamenten van dit bouwwerk is in de zestiende eeuw de huidige hoeve gebouwd. In Nekum wordt ook wijn gemaakt en de druiven worden ook verbouwd op de helling van de Louwberg. Iets verder dan Nekum ziet u een prachtig gerestaureerd gebouw dat vroeger de vernis–ofwel de glazuurmolen van Regout was. Hier werd de glazuurpoeder gemalen die men nodig had voor de aardewerkfabrieken van Regout. Het molenrad draaide door de stroming van het riviertje de Jeker. Deze oude molen is thans een prachtig woonhuis geworden. In dit prachtige stukje Jekerdal treft u ook nog een bruggetje aan over de Jeker. Dit bruggetje vormde de verbinding tussen de gemeentes Oud Vroenhoven en Sint Pieter. In het begin van de vorige eeuw, omstreeks 1900, was het bruggetje zo slecht dat er een nieuw moest komen. Sint Pieter vroeg aan Oud–Vroenhoven, om een bijdrage te leveren voor de nieuwe brug. De bewoners van Oud–Vroenhoven maakten immers hier ook gebruik van. Die van Sint Pieter dachten dat die van Oud–Vroenhoven toch maar stomme boeren waren en ze verwachtten een hoge bijdrage. De bewoners van Oud–Vroenhoven waren echter niet zo dom. Ze waren van menig dat de mensen van Sint Pieter meer van de brug gebruik maakten als de mensen van Oud–Vroenhoven. Ze boden dan ook maar een aalmoes te weten vijf en twintig gulden. De raadsleden van Sint Pieter waren verbolgen hierover en wezen het voorstel resoluut van de hand. Enkele jaren daarna hebben ze op eigen kosten de brug alsnog laten bouwen.

Als men nog verder naar de overkant kijkt, ziet men de trots van Maastricht, de Sint Pietersberg, liggen. Een mooier plaatje kan men zich niet wensen. De serene rust, die hier wordt uitgestraald is onvergetelijk.

Hoeve Haesendans en de Dousberg


De hoeve de Haesendans ligt kort bij de Dousberg, op het kruispunt Goudenweg en de Heserstraat. We kunnen ze best in een adem noemen, want ze horen bij elkaar zoals de Louwberg en de Apostelhoeve. De Goudenweg begon aan de Lammergierstraat en liep dan kronkelend door het landschap tot aan het dorp Caberg. Het was een stoffige weg, die op bepaalde plaatsen, kruiste met een andere weg. Op het kruispunt met de Romeinse Baan bouwde even voor de Tweede Wereldoorlog de familie Neven een boerderij. Deze hoeve wordt thans gebruikt als kinderboerderij/educatieve boerderij. Aan de overkant lag de hoeve van Nicolaes, ook aan het kruispunt Goudenweg/Romeinsebaan, en ze werd genoemd ” ’t Panhuis”. Deze hoeve is afgebroken toen de wijk Daalhof werd gebouwd. Aan de rechterkant, van de Goudenweg, lagen een paar boerenwoningen en dat moet ongeveer op de De hoeve Haesendans op het kruispunt Heserstraat/Goudenweg rond 1950 plaats zijn geweest waar nu het tankstation ligt in de wijk Daalhof. Ook deze woningen zijn in die jaren afgebroken. Weer een stuk verder vonden we dan de hoeve Haesendans, (Hazendans) op het kruispunt met de Heserstraat. De Heserstraat kwamen vanuit, het plaatsje Hees dat thans in België ligt, en liep in de richting van de Vesting Maastricht. De hoeve Haesendans is nog niet Het erf van de Haesendans, waar vroeger een modderpoel was is nu een prachtige bestrating

zo oud als de Apostelhoeve, maar ze is als geen ander stevig verbonden met het dorp Wolder. De Haesendans is gebouwd in het jaar 1750, maar zonder bouwvergunning. In 1758 is dit wel allemaal goed gekomen, dat blijkt uit het pachtcontract. De Haesendans en omliggende gronden waren van de heer De Stockem De Vieuwallef, heer van Veldwezelt en Kesselt, eigenaar van de Berenhof in Veldwezelt. Volgens het contract pacht Hubert Haesen 26 grote en 17 kleine roeden Vroenhofgrond. Hieruit blijkt dus dat Hubert Haesen in 1750 zonder vergunning de Haesendans heeft gebouwd, want het pachtcontract werd pas in het jaar 1758 van kracht. Hubert Haesen en Maria Moors, beide uit Kesselt, zijn getrouwd op 12 juni 1747 in Veldwezelt. Op 7 april 1750 leende Hubert en Ida van de ouders van Hubert de aanzienlijke som van 600 gulden, waarschijnlijk om de Haesendans te bouwen. Hun eerste dochter is gedoopt in Kesselt op 16 januari 1749 en het tweede kind is gedoopt te Wolder op 15 maart 1751. Daaruit kunnen we bijna met zekerheid opmaken dat ze in 1750 de hoeve hebben gebouwd. De hoeve zou die naam hebben, omdat de bevolking van Kesselt zegt dat daar op het kruispunt Heserstraat/Goudenweg de hazen dansen in het maanlicht. Misschien zullen Hubert Haesen en zijn Maria tijdens een romantische nacht op het kruispunt hebben gedanst? Of dat zo is zullen we nooit weten, want dit was hun geheim. Wel zijn we nu meteen bij het geslacht Haesen aanbeland. Het familiezitje om even te rusten

De Haesens kwamen uit Kesselt en de naam werd in de jaren op verschillende wijzen geschreven. In die tijd was er geen burgerlijke stand, die kwam pas in de Franse tijd. De Haesens vormen een grote familie met vele zijtakken aan de stamboom. Alles op de Haesendans liep in die tijd voorspoedig en Hubert Haesen kon zijn landbouwgrond steeds verder uitbreiden, in de jaren 1760 tot 1790. De Haesendans was een hoeve en een herberg en lag op een kruising van twee belangrijke wegen. In die tijd vormde de Goudenweg ook de grensscheiding tussen de Heerlijkheid Veldwezelt en het Graafschap van de Vroenhof. De Goudenweg zelf is altijd een belangrijke verbindingsweg geweest tussen Caberg en Wolder. De inwoners van Caberg hebben verschillende generaties lang elke zondag deze lange maar zeer mooie weg moeten afleggen om naar de kerk te kunnen. In de zomertijd zal het nog wel allemaal zijn meegevallen, om iedere zondag een uur op en uur terug te lopen om de kerk te bezoeken. Maar ik denk dat het in de wintertijd wel eens anders zal zijn geweest, want we moeten ons voorstellen dat de wegen toen niet verhard waren.

Maar nu weer terug naar de Haesendans. In het jaar 1783 is de hoeve tot de grond toe afgebrand. Er was dus niet altijd voorspoed en de schade was heel groot. Drie burgers van Maastricht hebben op 7 oktober 1783, bij een notaris in de stad, een getuigenis over de brand afgelegd . De brand moet hebben plaatsgevonden op een woensdag, ’s morgens tussen zeven en acht uur, in het Wilre–veld. Zij waren daar aardappelen aan het uitgraven en zagen de brand op de Haesendans. Samen zijn ze er naartoe gerend om behulpzaam te zijn bij het blussen, maar er was geen blussen meer aan. De brand was groot en geweldig en er was geen water aanwezig om het vuur onder controle te krijgen. De schadepost was naar schatting tienduizend Brabantse Guldens. Generaties lang heeft de familie op de Haesendans gewoond en ze hadden contacten met de gegoede boeren uit Kesselt en Veldwezelt. In 1786 trouwde de oudste zoon van Hubert Haesen en Maria Moors. In datzelfde jaar erfde hij de Haesendans van zijn ouders wat blijkt uit een testament dat op 20 juli 1791 is gemaakt. In 1794 werden deze contreien door de Franse troepen bezet en we kwamen onder Franse invloed. In die tijd moesten alle jongeren loten om dienst te doen in het Franse leger. Hubertus en Maria hadden een zoon die ze Huberke noemden, hij was geboren in 1794. Voor de boeren van toen was het een ramp als hun zoon de militaire dienstplicht moest vervullen. Als men in die tijd financiële armslag had, kon men een ander je plaats laten innemen. Op 16 januari 1813 werd hiertoe een overeenkomst gesloten, met Godfroid Vancrommen, kleermaker van beroep, die in het geval dat Huberke werd ingeloot en hij uitgeloot, zijn nummer tegen dat van Huberke zou ruilen. In dat geval zou hij dus dienst nemen in het Franse leger en hij kreeg hiervoor een bedrag van 2.370 francs. Als borg werd gesteld de hoeve Haesendans. De loting van Huberke kende echter een goede afloop: hij werd in 1813 niet uitgeloot, maar werd doorgeschoven naar een volgende lichting die zou plaats vinden in 1815. Tegen die tijd waren Napoleon en de Franse troepen al verdwenen uit deze streken. In 1889 kwamen de Kerkhofsen op de Haesendans terecht. Gertrudis Maria Elisabeth Haesen, geboren in 1863, huwde op 21 februari 1889 te Oud–Vroenhoven, voorheen Wolder, met Hubertus Kerkhofs. Vanaf toen zijn de Kerkhofsen ook nauw verbonden geweest met de harmonie Sint Petrus en Paulus, de ”Greune” van Wolder. Dit is natuurlijk niet zo verwonderlijk, de mensen van de Haesendans zijn agrariërs en dus zijn ze van de ”Greune”. Een keer per jaar zijn er ook de Haesendansfeesten. In de Hoeve is dan drie dagen feest, met optredens van zangers en muziekanten. Men kan er dan een goed glas bier drinken en de opbrengst is voor de harmonie.

De Tweede Wereldoorlog De Tweede Wereldoorlog is aan de hoeve en aan de familie Kerkhofs niet zonder schade voorbij gegaan. Op de eerste oorlogsdag werd het voetbalveld van Wolderse Boys, dat naast de hoeve lag, geheel door Duitse legervoertuigen omgeploegd. In september 1944 was het echter erger. Er waren een aantal Duitse soldaten gelegerd in de hoeve en de Amerikaanse artillerie, die in Het Kruispunt Goudenweg/Heserstraat hier dansen de hazen tijdens romantische nachten. Hier lag ook het voetbalveld van de Wolderse boys, waar het opritje is was de ingang het Belgische dorp Kesselt stond opgesteld, had hier de lucht van gekregen. Het verhaal gaat dat de pastoor van Kesselt de Amerikanen heeft verzocht, niet te schieten op de hoeve, omdat er veel kinderen aanwezig waren. De soldaten schoten dan ook meer naast de hoeve. De familie Kerkhofs had hier niet op gewacht en was met het hele gezin vertrokken om te schuilen in de Cannerberg. Bij de Haesendans waren twee schuilkelders, één in de hoeve en één daarbuiten. Net zoals bij de beschieting van de kerk van Wolder moeten de artillerieverkenners ook hier, weer dicht bij de hoeve zijn geweest. De schuilkelder in de hoeve werd getroffen door een granaat en drie Duitse soldaten sneuvelden. De kelder buiten de hoeve werd ook getroffen en daarna door de Amerikanen met sintels dichtgegooid. Na de bevrijding pakte iedereen zijn werk weer op en begon met de wederopbouw. De voorgevel van de Haesendans werd opnieuw opgebouwd en de beschadiging van de granaten hersteld. Ongeveer een jaar later wilde men ook de schuilplaats buiten de hoeve weer opengraven en in gebruik nemen. Tijdens de graafwerkzaamheden deed men een lugubere ontdekking. Tussen de sintels trof men het ontzielde lichaam van een Duitse soldaat aan. Wat kan een oorlog allemaal aanrichten?

De huidige bewoner van de Haesendans is Pierre Kerkhofs, geboren op 1 januari 1938 te Maastricht. De hoeve heeft in de laatste veertig jaar steeds meer landbouwgronden moeten afstaan voor woningbouw. Dit is begonnen in de jaren vijftig van de vorige eeuw, toen men begon met grote stukken van Oud–Vroenhoven te bebouwen met woningen. Toen ontstonden de stadswijken Pottenberg, Malpertuis en de wijk Caberg werd enorm uitgebreid. Als men in het jaar 1945 aan het toenmalige ziekenhuis Sint Annadal stond, was men buiten de stad. Zover als men kon kijken was alles landerijen, nu is alles tot aan de Belgische grens met woningen dichtgebouwd.

De Dousberg In het begin van dit hoofdstuk heb ik al gezegd dat we de Haesendans en de Dousberg in een adem kunnen noemen, want ze horen bij elkaar. De Dousberg was strategisch gezien een belangrijke heuvel als men de vesting Maastricht wou belegeren. Maar deze berg heeft voor de natuur ook een grote waarde. Als men nu over de Goudenweg loopt, kan men veel vogels zien die men in de bebouwde kom niet tegenkomt. Nog niet zo lang geleden heb ik op de Goudenweg, ter hoogte van het tennispark, een rode specht kunnen volgen. Dit zijn van die dingen die we moeten bewaren en koesteren. Ook veel vink–en meessoorten treffen we hier nog aan. En het is mogelijk dat men hier ook nog vossen ziet. Het is jammer dat door de uitbreidingsdrang van de gemeente Maastricht al te veel natuur heeft moeten wijken. Natuurlijk moeten er huizen zijn om in te wonen, maar men moet ook een degelijke afweging maken tussen natuur en woningbouw. We kunnen niet leven zonder woningen, maar ook niet zonder natuur.


De Goudenweg aan de Haesendans

Aan de Dousberg, in de buurt waar nu de hoeve Haesendans staat, zou vroeger een terechtstellingplaats geweest zijn. Daar moet volgens de overlevering, een galg hebben gestaan waar misdadigers werden gedood.

Bij de Dousberg vinden we ook, de minder bekende, Twain Gense wielerbaan. Twain Gense was een Maastrichts wielrenner en de baan die daar ligt is naar hem genoemd. Hij heeft voor de wielersport veel gedaan, maar of er veel gebruik is gemaakt van de baan weet ik u niet te vertellen. We leven nu in het jaar 2005 en veel natuur is er niet meer te zien. Daarom hopen we nog steeds dat minstens de Dousberg voor de natuur behouden blijft. Maar het zou wel eens een ijdele hoop kunnen zijn.


Wolderse bekende personen

Evenals, in veel andere steden en dorpen, kent natuurlijk ook Wolder mensen binnen de gemeenschap, die meer opvallen als anderen. Hier is niets verkeerd mee bedoeld. Op een middag had ik een afspraak met Sjengske Bastiaens, volgens mijn opinie de oudste inwoner van Wolder op dat moment. Hij had ook twee vrienden uitgenodigd en ik kan u verzekeren dat ik op een gegeven moment buikpijn had van het lachen. Zijn kornuiten waren Hubert Bastiaens en Winant Vrijens. Veel is er op deze middag verteld, over de ”Groene” over de ”Blauwe”, over de voetbalclubs, over het smokkelen, maar wat ik zo mooi vind van deze mensen is dat ze andere personen in hun waarde laten. Een kwetsend woord over een ander werd er niet gezegd en dit is wat ik in veel Wolderse mensen zo waardeer.

Sjengske Bastiaens

Het eerste wat ter sprake kwam was natuurlijk de leeftijd van Sjengske. Hij loopt al 88 jaar op deze aarde rond en hij is geboren aan de Kesselterweg die vroeger het ”Fluitegat” werd genoemd. Het is typisch dat hier weer een dergelijke oude naam naar voren komt, een naam die we nog nooit gehoord hebben. Ik ben daar wat dieper op ingegaan en tijdens naspeuringen vond ik dat het veld dat aan het ”Fluitegat” grensde het ”Leutegad” werd genoemd. Op de kaart van Maastricht uit 1923 staat dat zo vermeld en dan moeten we De Kesselterweg, ”t Fluitegat” zoals de Woldernaren het noemen toch aannemen dat hier de waarheid wordt gesproken. Sjengske heeft daar gewoond tot aan zijn huwelijk, maar waar de naam ”Fluitegat” vandaan komt wist hij, evenals zijn kompanen, mij niet te zeggen. Sjengske was een kleine boer en het onderhouden van zijn gezin, met de tien kinderen die hij en zijn vrouw kregen, was erg moeilijk. Als hoofd van het gezin nam hij toen de enige beslissing die mogelijk was en hij ging werk zoeken in de stad Maastricht. Hij kwam terecht bij de melkfabriek Sint Servatius, aan de Statensingel en ondanks het zware werk, slepen met de melkbussen, had hij het daar uitstekend naar zijn zin. Met veel kleine boeren in Wolder ging dat op dezelfde manier, naast het boeren gingen ze ook nog werken bij een baas. Het werken op het land was voor Sjengske echter zijn lust en zijn leven en op een gegeven moment kreeg hij de kans om bij de gemeente Maastricht, in de tuinderij aan de Drabbelstraat te komen. Met beide handen heeft hij deze kans aangegrepen en hij heeft daar nog vele jaren arbeid verricht. In die tussentijd hadden ze ook de nieuwe woning aan de Vroenhovenweg gebouwd en langzaamaan werden de tijden beter.

Duivenmelker

Sjengske was ook een fanatieke duivenmelker en verstand van duiven had hij zeker. Vanaf zijn negende jaar was hij bezig met duiven en in de loop der jaren heeft hij daar veel ervaring in gekregen. Hij heeft ook altijd met zijn duiven aan wedstrijdvluchten gedaan en hiermee een goede reputatie opgebouwd. Zijn duiventil had hij gebouwd in de oude woning aan de Vroenhovenweg. Als ik daar vroeger langs kwam, heb ik altijd met bewondering gekeken naar dit duivenhok. Op die middag dat we samen aan het praten waren, nam hij een duif in zijn hand, hield ze vast op een bepaalde manier en je zag aan zijn ogen dat hij intens genoot op dat ogenblik. De duif bleef heel rustig en liet alles toe wat Sjengske deed. Ik ben wel overtuigd geraakt dat hij een zeer goede duivenliefhebber is en dat hij best kan beoordelen wat een goede of slechte duif is. Maar zijn geheim geeft hij niet prijs.

Kompanen

Ook de twee kompanen van Sjengske zijn echte Woldernaren. Winand Vrijens was de persoon die het leukste kon vertellen. Met veel humor schilderde hij het leven in Wolder in vroegere tijden. Hubert Bastiaens is een ernstiger man. Hij gaf alleen maar antwoord op vragen, maar hij droeg zeker bij aan de gezellige sfeer die er was. Wat wel treffend was bij Hubert is dat hij bij de gesprekken over de Tweede Wereldoorlog er steeds het zwijgen toedeed en er liever niet over wilde praten. Ik denk dat we hier zeker respect voor moeten hebben en weer is het bewijs geleverd dat zoveel jaren later de wonden van die oorlog nog steeds niet geheeld zijn.

Paarden

Dat Sjengske een dierenliefhebber was, blijkt ook uit het feit, dat hij in het verleden goed met paarden kon omgaan. En paarden waren er in die tijd genoeg in Wolder, want de tractor is pas ingevoerd in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Een van de beste paarden in Wolder en daar kan Sjengske vurig over vertellen, was het paard van de familie Hogeboom, met de naam Betsie. Als hij over dat paard praat zie ik zijn ogen weer twinkelen. Blindelings volgde het paard alle bevelen op die Sjengske gaf en zo waren paard en voerman één geworden. Naast de voordeur van het huis van de familie Bastiaens aan de Vroenhovenweg prijkt dan ook een paardenhoofd als teken van een grote dierenliefhebber. Eenmaal een dierenliefhebber, dan zul je dat altijd blijven en met Sjengske was dat ook zo.

De tijd van vroeger

We kwamen natuurlijk ook te spreken over het leven van vroeger. Hoe zag het leven van een boer er uit. Wat er toen op tafel kwam, kunnen de jongeren van nu zich in het geheel niet meer voorstellen. ’s Morgens om vijf uur liep de wekker af. In de wintertijd was het dan nog aardedonker en als je slim was had je de avond daarvoor het aanmaakhout voor de kachel gekapt en samen met een krant al klaargelegd. Was dat niet gebeurd, moest je ook nog eerst naar de schuur om hout te kappen. De keuken, meestal de enige plaats waar gestookt werd, was eveneens als de rest van de woning ijskoud en vochtig. Dan werd de as van de vorige avond uit de kachel gehaald en buiten gegooid op de bevroren, gladde plaatsen. Dan ging de krant in de kachel, het hout erbovenop en in het papier werd de brand gestoken. Je moest ook niet vergeten de schuif van de kachel, zoals dat toen genoemd werd, open te zetten, want anders kwam er zoveel rook in de keuken dat je geen hand meer voor je ogen kon zien. Als de schoorsteen erg vochtig was, wilde de kachel ook niet branden en dan kon je de keukendeur openzetten om de rook uit de keuken te laten verdwijnen. Maar het ’s morgens echt warm krijgen kon je meestal vergeten, want tegen de tijd dat het warm was, moest je naar de kerk om de mis bij te wonen en daarna moest je aan het werk. Bij het invallen van de dageraad begon de landbouwer ’s zomers met het werk en hij stopte pas als het donker werd. Eten gebeurde als de kerkklok luidde en aangaf dat het twaalf uur of zes uur was. Op de zaterdagmiddag was je vrij en als je dan thuis kwam en je had nog wat vee of een groetentuin, kon je daar nog eens aan beginnen. Zo was het leven van de gewone man ingedeeld en het geloof werkte hier duidelijk aan mee.

De zondagen

De zondag was de dag Des Heren, zoals dat door de kerk genoemd werd. Op deze dag mocht niet gewerkt worden, alleen de koeien werden gemolken en het vee werd gevoerd. In de vroege ochtend ging men naar de vroegmis, dan naar de hoogmis en ’s middags naar het lof. Vanaf de preekstoel werd hel en verdoemenis gepreekt als je de zondagsplicht niet nakwam. Dit was het lot van de gewone man: de hele week hard werken en op de zondagen je zondagsplicht doen. Dit werd je gewoon opgelegd, maar dat kunnen de meeste mensen zich niet meer voorstellen. Toch had dit leven ook zijn goede kanten; de mensen van toen waren er tevreden mee en konden er mee leven. Het verenigingsleven in Wolder draaide uitstekend. Natuurlijk was het wel zo dat in iedere vereniging de pastoor of de kapelaan het voor het zeggen had. Het is niet de bedoeling dat ik de invloed van de katholieke kerk aan de kaak wil stellen, de geestelijkheid heeft ook veel goede dingen gedaan. Maar de indruk die ik van die tijd heb, is dat de gewone mensen een heel eenzijdige voorlichting kregen.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog

Over de tijd van de Tweede Wereldoorlog ben ik niet veel wijzer geworden. Ik heb hier wel naar gevraagd, maar de gesprekken hierover kwamen heel moeilijk op gang. Ik denk dat we hier begrip voor moeten hebben, want in die tijd is ook onnoemelijk veel leed geweest en veel daarvan is nog altijd niet verwerkt. De meesten van ons kunnen niet begrijpen wat voor een tijd het toen was. We zeggen telkens ”het is al zo lang geleden”! Maar als we ons proberen te verplaatsen, kunnen we ons misschien toch wel voorstellen wat deze mensen hebben meegemaakt. Bedenk maar eens wat het betekent om je vrijheid kwijt te zijn, ieder moment weggehaald te kunnen worden, naar een ander land overgebracht worden om daar in de oorlogsindustrie te werken. En niet te vergeten de vernederingen die je moest ondergaan; iets waar de nazi’s meester in waren. De mensen die dit toen hebben meegemaakt, zijn nu bezig aan hun oude dag en veel herinneringen die verdrongen waren komen nu weer boven.

Persoonsbewijs

Winant Vrijens wilde wel iets vertellen over het persoonsbewijs, dat men altijd bij zich moest dragen. In een dorp als Wolder werden landbouwgronden zowel in Nederland als over de grens in België gepacht, of gekocht. Maar als men naar een stuk land in België moest, wat vaker op een dag gebeurde, moest men de grens overschrijden. Overal stonden Duitse soldaten en telkens wilden die het ”Ausweis”, de Duitse naam voor persoonsbewijs, zien. Dat was natuurlijk knap vervelend en om nog een beetje te tergen, werd het bewijs vaak thuis gelaten. Maar de meeste wachtposten waren erg streng en zo gebeurde het dat er op een dag zeven mannen zonder ”Ausweis”, waaronder Winant Vrijens, op een stuk grond tussen Vroenhoven en Veldwezelt aan het werk waren. Een Duitse soldaat vroeg hun ausweis en toen ze dat niet konden tonen, zei hij: ”Luister, als ik straks bij mijn tweede ronde terugkom, moeten jullie hier wel weg zijn anders kan ik niet anders dan jullie meenemen”. Maar bij de tweede ronde waren ze nog aan het werk en werden ze inderdaad meegenomen naar de Ordscommandant. U kunt zich misschien voorstellen hoe dat is gegaan. Een zwaar bewapende soldaat van de Werhmacht brengt deze hardwerkende mannen naar de Dienststelle. De Ortscommandant scheldt hun, men veel verbaal geweld, de huid vol en vertelt deze mensen dat ze erschosse (doodgeschoten) zullen worden. Het was in Duitse ogen een zwaar vergrijp, dat er gepleegd was, en we moeten dat dan ook niet onderschatten. Enkele bange uren later komt de Ortscommandant weer en vraagt of iemand in deze omgeving, hen kent. De mannen kennen natuurlijk de Nederlandse douane in het kantoor aan de Diependaalweg. In optocht gaan de boosdoeners door Vroenhoven naar dit kantoor en daar wordt de zaak met medewerking van de dienstgeleider van het douanekantoor opgelost en werden de zeven toch weer vrijgelaten. Maar het was een dubbeltje op zijn kant, want als het SS–soldaten waren geweest in plaats van Werhmacht–soldaten, was het met hetzelfde gemak anders afgelopen.

Smokkelen

Een ander onderwerp is natuurlijk de smokkeltijd, een tijd waar men in geen enkel grensdorp omheen kan. Door het prijsverschil tusen Nederland en België tierdt uiteraard de smokkelhandel welig. In België waren jarenlang veel levensmiddelen zoals boter, waspoeder enz., een stuk goedkoper dan in ons land. Je zou dan ook een dief van je eigen portemonnee zijn als je daar niet op inspeelde. De douane werd aangesteld om de grenzen te bewaken en alle goederen die vanuit het buitenland hier binnen kwamen, werden dan ook belast met accijnzen. De douaniers deden dan ook alleen maar hun werk, maar ze werden door de bevolking gehaat. Er waren ook commiezen bij die vaak dingen door de vingers zagen en die dan ook begrip konden opbrengen voor mensen die wel eens dingen smokkelden. Maar de beroepssmokkelaars waren een doorn in hun oog en die moesten het ook meestal ontgelden. Veel gebeurde in Wolder in deze smokkeltijd.

Het Berenhuis

Het Berenhuis, dat lag aan de rand van de Romeinsebaan in het verlengde van de huidige Hermesweg, was een der smokkelwoning. Dit huis, dat van de familie Bocken was en naderhand is afgebroken, werd het Berenhuis genoemd, omdat daar een of meer beren gehouden werden. De woning lag op Belgisch grondgebied dicht bij de Nederlandse grens. De waar werd in deze woning binnengebracht en later op de dag door smokkelaars opgehaald en over de grens gebracht. Er zullen niet veel mensen in Wolder zijn die kunnen zeggen dat ze nog nooit gesmokkeld hebben. Echte smokkelaars hadden ook namen, en ik denk dat de meeste ouderen in Wolder deze namen nog wel zullen kennen.

Nepcommiezen

Het gebeurde ook dat men onderling probeerde met een list elkaar de waar afhandig te maken. Men ging dan aan de kant van de weg staan en als smokkelaars met de fiets aankwamen riep men ”halt douane”. Het woord douane deed dan wonderen, want de stukken spek die de smokkelaars bij zich hadden, vlogen in de struiken en als een hazenwind gingen ze ervandoor. Dit is gebeurd aan de Kesselterweg. De nepdouane, die toch wel een beetje overdonderd was door het gebeurde, liep bij zijn oom binnen aan de Kesselterweg en vertelde daar het verhaal. Men was het eens erover dat het niet erg netjes was wat hij had gedaan, maar volgens zijn nicht Anneke was het ook zonde om de waar daar in de struiken te laten liggen. Met vier man gingen ze terug, haalden vervolgens de goederen uit de struiken en zagen toen dat het spek was, dat ze goed konden gebruiken. Bij de oom thuis werd de buit verdeeld en onze nepdouane ging verder met zijn spek. Op de Tongerseweg kwam hij twee echte commiezen tegen. Een van die twee commiezen draaide zich naar hem toe en hij dacht nu ben ik toch het haasje en hij bereidde zich voor op het inleveren van zijn waar. Maar wat schetst de verbazing: de echte douaniers zeiden vriendelijk goedenavond en fietsten verder. Dit prachtige verhaal vertelde, met veel humor en gelach, Winant Vrijens.

De harmonieën

Toen we over de muziekkorpsen van Wolder begonnen te praten, kwam een ding duidelijk naar voren, Sjengske was overtuigend Blauw. Met trots antwoordde hij, toen ik vroeg welke kleur hij had, ”natuurlijk Blauw” alsof dat geheel vanzelf sprekend was. Hubert en Winant bleken echter meer neutraal

De Goebbel Als we het over bekende mensen hebben, mogen we Jef Meertens alias de ”Goebbel”niet vergeten. Aan de Tongerseweg was een café dat zijn naam droeg. Mia Meertens, de vrouw van de ”Goebbel”, was hier de bazin en ze dreef het café met vaste hand. De klanten die er een pilsje kwamen drinken wisten waar ze aan toe waren, met Mia viel niet te spotten. Maar nu even terug naar die naam de “Goebbel”. Veel mensen in Wolder hadden een bijnaam en Jef Meertens was ook zo iemand. Maar de vraag is, hoe komt hij aan die bijnaam? Die vraag heb ik gesteld aan zijn broer Giel en ik kreeg het volgende antwoord. In de jonge tijd van ”de Goebbel” was hij iemand die graag op zijn fiets kroop en veel kilometers aflegde. Het was nog voor de Tweede Wereldoorlog, het wielrennen zat in de lift en steeds meer mensen gingen in hun vrije tijd fietsen en dit als hun sport beschouwen. In Duitsland was een bekende wielrenner die Göbbels heette. Zo was de link snel gelegd en Jef Meertens werd de ”Goebbel”. In en buiten Wolder was hij een bekende, we mogen wel zeggen, een zeer bekende persoon. De familie Meertens had altijd gewoond aan de Winterslag. Naast fietsen was de ”Goebbel” ook een goede voetballer; samen met zijn broer Giel zijn ze mede oprichters en meer dan 60 jaar lang was hij lid van voetbalclub Leonidas. In het jaar 1947 kregen de ”Blauwe” een tamboerkorps en ook een tamboer–maître. De ”Goebbel” werd vervolgens de eerste Tamboer–maître van de ”Blauwe”, harmonie Wilhelmina van Wolder. Hij was stukadoor van beroep en in zijn vrije tijd had hij wel altijd iets te doen. Vele markten kende hij en hij wist waar in België de beste drank te koop was. We moeten niet vergeten dat door de accijnzen de prijzen voor sterke drank in België toen lager waren en de ”Goebbel” haalde die drank dan over de grens. Hij was een waaghals en hij durfde bijna alles. Dat bracht ook met zich mee dat hij het cellencomplex achter de Marechausseekazerne aan de Tongerseweg goed kende. Meer dan eens heeft hij hier een aantal uren moeten doorbrengen als hij weer eens drank gesmokkeld had. Hij was een kleurrijk figuur en zelfs zijn eigen familie noemde hem de ”Goebbel” en die naam is hij nooit meer kwijtgeraakt. Het is typisch, als je de naam Jef Meertens noemde werd je bekeken of je van een andere planeet kwam, maar de ”Goebbel” kende iedereen. In 2002 is hij overleden, maar men praat nog steeds over de ”Goebbel” en ik voorspel u dat hij nog lang niet is vergeten.

De Reus

Een ander bekend figuur in Wolder was ”de Reus”. Zijn naam was Mathieu Theunissen en de vraag is natuurlijk hoe hij aan die naam kwam. Hij is geboren op 2 juli 1916 en hij was nogal flink uit de kluiten gewassen. Op de eerste plaats was hij lang, hij was groter dan andere mensen. In 1922 ging hij in Wolder naar de lagere school en toen begon het. De onderwijzer was een sprookje aan het vertellen waar een reus in voorkwam. Mathieu zat te stoeien met de jongen die naast hem in het bankje zat. Die jongen gaf de hem een duw en Mathieu viel uit het bankje. De onderwijzer had een gevoel voor humor en zei met een droog gezicht: En nu is de reus uit zijn bankje gevallen”. Dat was het moment dat men Mathieu Theunissen de ”Reus” is gaan noemen.

De Reus was een integere persoon, iemand die plichtsgetrouw was en loyaal. Zo was zijn karakter en dat heeft hij in zijn latere leven meer dan eens bewezen. Het was iemand met een droge humor, zoals men dat wel eens noemt. Mensen in de maling nemen was een van zijn hobby’s. De ”Reus” had ook een sportieve aanleg en was een van de mensen van de voetbalclub de Wolderse Boys die hun voetbalterrein bij de hoeve Haesendans hadden liggen. Kapelaan Boymans heeft geprobeerd om de Wolderse Boys het predikaat Rooms–katholiek te laten aannemen. Zover mij bekend, was de vereniging het hier niet mee eens en weigerde dat predikaat. Ik kan me hier wel iets bij voorstellen, daar ik in de jaren zeventig ook hiermee geworsteld heb, niet in Wolder maar in Maastricht bij een andere vereniging. In een paar zinnen wil ik hier wel iets over zeggen, om te verduidelijken hoe de zaken er toen voorstonden. In de vorige eeuw was het zo dat, als je een katholieke vereniging wilde, er voor de verenigingsnaam r–k (rooms–katholiek) moest komen te staan. Op zich was dat geen probleem, maar dat r–k stond er ook voor dat de vereniging ieder jaar een bepaald bedrag moest overmaken aan het bisdom om dat predikaat te mogen voeren. Dit was natuurlijk iets waar verschillende mensen tegen waren. Ook in mijn zienswijze is deze weigering terecht, maar in 1940, toen de Wolderse boys hier faliekant tegen waren, was dit in de ogen van veel mensen nog verschrikkelijk. Je was dan ongelovig en je verdiende de hel. Maar het was gewoon geldklopperij. Zo heb ik dat jaren later ook gezien en ik moet zeggen een aantal personen binnen de katholieke kerk eveneens. Voetbal was de sport van de arbeiders en deze eenvoudige mensen moesten aan het bisdom geld afdragen, om deze sport te kunnen beoefenen. Als tegenprestatie kon je dan een geestelijk adviseur krijgen die de vergaderingen bezocht en natuurlijk ook een vinger in de pap moest hebben. Nogmaals, ik spreek hier uit eigen ervaring en ik denk ook dat de meeste mensen, van deze tijd, zich niet kunnen voorstellen dat het zo toe ging. Dat de vereniging is opgehouden te bestaan, is niet de kwestie van de r–k geweest, maar iets heel anders. Op 10 mei 1940 vielen de Duitse troepen ons land binnen en op het voetbalterrein van de Wolderse– Boys aan de Haesendans, stalden ze hun voertuigen. Na een aantal dagen was het terrein geheeld omgeploegd en de grasmat vernietigd. De vereniging week toen uit naar een voetbalveld in Bosserveld, maar door alle tegenslagen en misschien ook wel door geldgebrek heeft de vereniging zich na de Tweede Wereldoorlog moeten opheffen. Een fikse tegenslag voor de ”Reus” en zijn voetbalvrienden.

In 1945 is de “Reus” politieagent geworden en daarmee is precies verklaard waarom ik hem integer genoemd heb. Ik heb al aangehaald dat hij ook een droge humor had en zijn schoonzoon weet daar alles van. Die vroeg hem op een dag of hij meeging een potje biljarten en de ”Reus” zei onverstoorbaar: ”Dan moet je mij wel vertellen hoe dat moet, ik kan niet biljarten”. Nou dat heeft de schoonzoon geweten, want hij heeft nog nooit met dergelijke grote cijfers verloren als die dag. Een tijdje later ging de ”Reus” met zijn schoonzoon fietsen in België. Op een gegeven moment kregen ze dorst en toen ze bij een café kwamen vroeg de ”Reus” of ze daar iets zouden drinken. De schoonzoon vond dat goed en vroeg of de ”Reus” daar vaker kwam. Het antwoord was kort en bondig: ”Nee”. Ze gingen het café binnen en de kastelein vroeg: ”En Mathieu ook weer hier”? Dit was de humor van de ”Reus”.

In Wolder heeft hij altijd veel mensen terzijde gestaan en hij had voor iedereen iets over. Gestorven is hij op 3 augustus 1996 en Wolder was weer een van zijn toonaangevende mensen kwijt. Ook hij zal in veel herinneringen blijven voortbestaan en dit boek wil ik ook mede aan hem opdragen.


Leon. Schoenmakers]]

Terugkeren naar de pagina "Wolder/Archief".