Otto II van Zutphen

Otto II, de Rijke, (ca. 1060 – 1113) was een jongere zoon van graaf Godschalk van Zutphen en Adelheid van Zutphen. Otto volgde zijn vader op als graaf van Zutphen en voogd van de Abdij van Corvey. De abdij zou Otto en diens zoon Hendrik later van zelfverrijking beschuldigen.[1][2] In 1107 ontving hij van keizer Hendrik V de functie van graaf in Oostergo en Westergo, in ruil voor bezittingen bij Alzey. Deze graafschappen waren echter al beleend aan de bisschop van Utrecht, wat leidde tot voortdurend conflict tussen de bisschop en Otto. In 1105 herbouwde hij de Sint Walburgiskerk in Zutphen nadat die was afgebrand en liet relieken van Justus van Triëst overbrengen van Corvey naar Zutphen. Otto en zijn vrouw werden in deze kerk begraven.

Otto II
1113
Graaf van Zutphen
Periode 1064-1113
Voorganger Godschalk
Opvolger Hendrik I
Vader Godschalk van Zutphen
Moeder Adelheid van Zutphen

Huwelijken en kinderen bewerken

 
Stamwapen

Men vermoedt dat Otto tweemaal was getrouwd. Zijn eerste vrouw met een onbekende naam zou een verwante van de Hohenstaufen zijn geweest.[3] Zij zouden een dochter genaamd Adelheid hebben gekregen. Maar het is ook mogelijk dat deze Adelheid de echtgenote was.[4] Zijn tweede vrouw moet Judith of Jutta van Arnstein zijn geweest met wie hij omstreeks 1085 trouwde. Judith was mogelijk de jongste van Jutta Arnoldsdochter van Arnstein en Lodewijk de graaf van Arnstein. Met haar kreeg Otto drie zonen, en een dochter.[1] Volgens De Groot zou ze echter de zuster van keizer Lotharius III van Supplinburg zijn.[5][6] Judith overleed in 1118.

Otto kreeg onder andere de volgende kinderen: