Orde van de Keten van Sint-Agatha van de Paternò

De Militaire Orde van de Keten van Sint-Agatha van de Paternò (Italiaans: Militare Ordine di Sant’Agata dei Paternò) is een hospitaalorde die haar bestaan kan terugvoeren tot 1853 maar volgens overlevering al in de 13e eeuw gesticht zou zijn in het koninkrijk Aragon en op de Balearen.

Geschiedenis bewerken

In de 19e en vroege 20e eeuw leidde de Orde een onopvallend bestaan. Zij was volgens een als kopie overgeleverd document door de koning van de Beide Siciliën erkend maar er vonden geen benoemingen plaats buiten de familiekring van de Paternò Castello e Guttadauro Ayerbe Aragona. Deze familie stelt recht te kunnen doen gelden op de tronen van onder meer Aragon en Majorca. De grootmeester van de Orde van de Keten van Sint-Agatha van de Paternò, Don Roberto Paternò Castello dei Duchi di Carcaci is de zoon van de zoon van een vijfde zoon van don Francesco hertog van Carcaci (1850-1912). De titels die Don Roberto voert[1] worden ook gevoerd door oudere takken van zijn familie en door andere families. Don Roberto kan geen juridische claim op de troon van enig land effectueren omdat hiervoor staatsrechtelijke erkenning van de claim noodzakelijk is. Of sprake is van een legitieme historische claim is onder deskundigen een zwaar bediscussieerd onderwerp.

 
Een ridder

Verdeeldheid onder deskundigen bewerken

Er zijn schrijvers die de aanspraken van de orde verdedigen[2], anderen beweren dat een jongere zoon uit een jongere tak van een Siciliaans hertogelijk Huis geen fons honorum heeft[3]. De desbetreffende leden stellen hier tegenover dat door de familie het fons honorum aan hen is toegekend.

Experts bewerken

Volgens de bekende deskundige op het gebied van decoraties Guy Stair Sainty heeft erkenning van de Orde alleen op lokaal administratief niveau plaatsgevonden[4]. De Nederlandse advocaat Hans Hoegen Dijkhof verdedigt in zijn proefschrift dat de Italiaanse rechter de historische en juridische aanspraken van de familie ten opzichte van de Italiaanse staat volledig heeft erkend[5] (Hoegen Dijkhof, H.J., The legitimacy of Orders of St. John, A historical and legal analysis and case study of a para-religious phenomenon, PhD Thesis, University of Leiden).

Erkenning bewerken

Bewijsstukken bewerken

De erkenning door de koning der Beide Siciliën waaraan de Orde van de Keten van Sint-Agatha van de Paternò rechten ontleent, is in de vorm van een fotokopie in het archief van de orde bewaard gebleven. Volgens sommigen is dit – vanuit een geschiedkundig perspectief bezien – onvoldoende als bewijsmiddel. Juridisch bezien geldt dat voor het leveren van bewijs als in de onderhavige zaak geen vormvoorschriften gelden.

Weerstand bewerken

De Orde heeft te maken gehad met grote weerstand vanuit de gevestigde orde als het gaat om erkenning. De Orde van Malta en ook haar toenmalige luitenant-grootmeester Frà Ernesto Paternò Castello (1882 – 1971) verwierpen de aanspraken van Don Francesco Maria Paternò Castello op het grootmeesterschap van een Hospitaalorde van Sint-Agatha. Zij zagen de orde als een Pseudo-orde. Ook het huidige hoofd van het Huis Paternò, de hertog van Roccaromana erkent de orde niet. De Italiaanse regering heeft de orde, anders dan die van de voormalige regerende huizen als de Orde van Sint-Januarius, de Constantinische Orde of de Orde van de Adelaar van Este ook niet willen erkennen.

Rechterlijke erkenning bewerken

Na verschillende strafprocessen hierover heeft de Italiaanse rechter uiteindelijk bepaald dat de familie Paternò als houder van het fons honorum het recht heeft om ordetekens toe te kennen, waaronder de Orde van de Keten van Sint-Agatha van de Paternò[6]. De Orde heeft in het laatste kwart van de 20e eeuw een hoge vlucht genomen en er zijn nu afdelingen over de gehele wereld.

Literatuur bewerken

  • C.Santippolito, L'Ordine dinastico di S. Agata dei Paterno, Messina, 1961.
  • Hoegen Dijkhof, H.J., The legitimacy of Orders of St. John, A historical and legal analysis and case study of a para-religious phenomenon, PhD Thesis, University of Leiden.
  • Abate, A.Esequie del Duca di Carcaci, Catania 1854
  • Agnello, G. Il Museo Biscari di Catania nella Storia della Cultura Illuministica del ‘700’ in Archivio Storico della Sicilia Orientale, 1957, a. X p. 142
  • Amico, Catana Illustrata, 1741
  • Amico, Sicilia Sacra, 1742
  • Maria Concetta Calabrese, I Paternò di Raddusa, C.U.E.C.M. 1998
  • G. Carrelli, Hauteville e Paternò, in Rivista Araldica, n.3, 1932
  • Enciclopedia Treccani Vol. XXVI, voce "Paternò", curata dal prof. Giuseppe Paladino dell'Università di Catania
  • Francesco Gioeni, Genealogia dei Paternò, Palermo,1680
  • G. Libertini, Il Museo Biscari, Milano 1930.
  • V. Librando, Il Palazzo Biscari in Cronache di archeologia e di storia dell'arte, 3, 1964, p. 104 e ss.
  • Denis Mack Smith, Storia della Sicilia Medioevale e moderna, Universale Laterza (1970) pp. 367 e ss, 376-377.
  • Filadelfo Mugnos, Theatro Genealogico, 1650, s.v. "Paternò" p. 27
  • Filadelfo Mugnos, Teatro della nobiltà del mondo, 1654, s.v. "Paternò", p. 297
  • Muscia, Sicilia Nobile, 1408, s.v. "Paternò
  • Alvaro Paternò, Genealogia Domus Paternionum, 1525 ( Archivio Paternò presso il Comune di Catania
  • Scipione Paternò e Colonna, Storiografia della Casa Paternò, Catania. 1642
  • Francesco Paternò di Carcaci, I Paternò di Sicilia, Catania, 1935.
  • Vincenzo Notaro Russo, Genealogia della Casa Paternò, 1721, – Archivio Comune di Catania
  • Gaetano Savasta, Storia di Paternò, Catania” 1905
  • F. Ughello, Antonius Paternò, nobilis neapolitanus”, Palermo,1729
  • Bruno Varvaro, Nuove indagini sulla contea di Paternò e Butera nel sec. XII, in Rivista Araldica, n. 4 – dicembre 1931
  • Bruno Varvaro, Hauteville e Paternò in Rivista Araldica, n. 1 – 20 gennaio 1933 *G.E. Paternò di Sessa, F. Paternò, "Dell'origine regia e aragonese dei Paternò di Sicilia", in Rivista Araldica Fasxcicolo n. 6, giugno 1913
  • Salvatore Distefano, Ragusa Nobilissima – Una famiglia della Contea di Modica attraverso le fonti e i documenti d'archivio, contributo alla Historia Familiae Baronum Cutaliae, Ancillae et Fundi S. Laurentii, RICHERCHE (2006), 109-160, a pag.128 si ricorda che Eleonora Paternò e Tornabene, vedova Biscari, sposò Guglielmo Distefano, duca di San Lorenzo.
  • Librando, V. “Il Palazzo Biscari” in Cronache di Archeologia e di Storia dell’Arte, 1964, n. 3 p. 104 e ss.
  • Guzzetta, G.: “Per la gloria di Catania: Ignazio Paternò Castello Principe di Biscari” Agorà, Luglio- settembre 2001
  • Garuffi, “Archivio Storico della Sicilia Orientale”, anno IX, 1912
  • Garuffi, “Gli Aleramici ed i Normanni” Palermo 1910, Vol. I
  • Lines of Succession-Maclagan and Lauda
  • Pelliccioni di Poli, Luciano, La dinastia sovrana paternò-ayerbe-Aragona e gli ordini cavallereschi di sua collazione, Roma : Edito A Cura Della Gran Cancelleria Della Reale Corona Paternuense Balearide, 1956
  • 1956 Rome Nobiliario Internazionale – C Sant’Ippolito
  • 1985 RAM Messina J W Imhof, Corpus Historiae Genealogicae Italiae et Hispaniae, Neurenberg 1702
  • Los Condes de Barcelona Vindicados Cronologia y Genealogia – Prospero de Bofarull y Mascaro Secretario de SM Archivero de la Corona de Aragon
  • 1836 Barcelona Rivista Araldica 1922 p295-305, 343-346
  • Rivista Araldica 1913 p330-335
  • Zurita, Jerònimo: Anales de la Corona de Aragon, Tom 1 libro IV cap. 126
  • Lee Shneidman, J., The Rise of the Aragonese-Catalan Empire 1200-1350, New York and London 1970

Externe links bewerken