Nedersaksisch activisme

Nedersaksisch activisme is een koepelterm die verwijst naar alle activiteiten en inspanningen van individuen en organisaties, die gericht zijn op de erkenning en bevordering van het Nedersaksisch als regionale taal. Deze activiteiten en inspanningen omvatten onder andere grassroots-acties zoals het aanbrengen van plaatsnaamborden in de regionale taal door individuen of actiegroepen,[1][2] maar ook aandacht voor het Nedersaksisch op beleidsniveau.[3][4] Het Nedersaksisch wordt gesproken in grote delen van Nederland en Duitsland, en is erkend onder het Europees Handvest voor regionale talen en talen van minderheden.[5]

Geschiedenis bewerken

Voor de jaren 90 bewerken

In de jaren vijftig ontstond de Nedersaksische Beweging, voornamelijk bestaande uit academici en schrijvers, die zich inzetten voor het bevorderen van het gebruik van het Nedersaksisch en het leggen van contacten tussen Nederlanders en Duitsers die zich bezighielden met de Nedersaksische taal en cultuur. Deze beweging viel in de loop van de jaren 60 uiteen. In de loop van de jaren 70 en 80 verschenen er echter nieuwe organisaties, waaronder de Kreenk vuur de Twentse Sproak (1975) en SONT (1984), die tot op de dag van vandaag actief zijn.[6][7][8]

Officiële erkenning bewerken

In 1995 pleitte Andries Postma (CDA) in de Eerste Kamer voor de erkenning van het Nedersaksisch onder het Europees Handvest voor regionale talen en talen van minderheden.[9] Kort daarna werd er, bij de behandeling van het Europees Handvest, door meerdere fracties gepleit voor erkenning. De toenmalige staatssecretaris van Binnenlandse Zaken Jacob Kohnstamm beschouwde het Nedersaksisch in eerste instantie als een dialect van het Nederlands, maar na inbreng van deskundigen veranderde zijn standpunt op dit onderwerp.[10][11] In 1996 werd het Nedersaksisch erkend als regionale taal onder het Handvest, dat in 1998 in werking trad.[12]