Het massagetal van een nuclide is de som van het aantal protonen en het aantal neutronen in de atoomkern (het aantal protonen is het atoomnummer). Het massagetal wordt als een superscript voor het symbool genoteerd, bijvoorbeeld 207Pb. Ook de notatie lood-207 wordt gebruikt.

Het verband tussen massagetal, atoomnummer en aantal neutronen in de kern, met stabiele isotopen van de elementen waterstof (H) tot en met koolstof (C).

De atoommassa van een nuclide (nuclidenmassa), verminderd met het massagetal, wordt het massa-overschot genoemd. Het ligt tussen −0,1 en 0,22.[1] Als de nuclidenmassa op een geheel getal wordt afgerond verkrijgt men dus het massagetal.

De (relatieve) atoommassa van een element is een gewogen gemiddelde over de massagetallen van de isotopen. De weging is gestoeld op de relatieve aanwezigheid van de isotopen in de vrije natuur. Zo is de atoommassa van chloor 35,453 omdat chloor in de natuur voorkomt als ongeveer 75% chloor-35 en 25% chloor-37.