Lijst van termen in het Domesday Book

Wikimedia-lijst

Dit is een verklarende lijst van termen die gebezigd worden in het Domesday Book van 1086. De meeste begrippen zijn langere tijd (in de Middeleeuwen) in gebruik geweest, vóór en na dat jaar.

Latijn of Angelsaksisch (Oud)engels Nederlands Verklaring
Acra acre verwant aan 'akker' De hoeveelheid land die met een ploeg met 1 os in 1 werkdag geploegd kon worden: 4840 vierkante yard, of 0,4 hectare.
Bordarium* bordar** kleine boer Lid van de middenklasse van de boeren, bezat of pachtte doorgaans 4-8 ha en verrichtte herendiensten
Burus boor Landarbeider, soms een vrijgemaakte slaaf, pachtte soms wat land van de heer in ruil voor werk
Caruca, carruca plough, plough team ploeg Een ploeg met 8 ossen. In de context van land geeft het de afmeting aan. Lord 1 plough, bordars 3 ploughs betekent dat het land van het demesne door een ploeg met 8 ossen in 1 dag geploegd kon worden, het land van de boeren in 3
Carucata carucate Oppervlaktemaat in het gebied Danelaw, ruwweg hetzelfde als een hide. De hoeveelheid land die door 1 ploegspan in 1 dag geploegd kon worden
Colibertus, quolibertus* freedman vrijgemaakte man Lage klasse van boeren/landarbeiders, met name in het gebied Danelaw, vergelijkbaar met boor
Comitatu county, shire graafschap Engeland was in die tijd verdeeld in graafschappen
Cotarius* cottar, cottager** keuterboer Laagste klasse van boeren. Pachtte slechts een klein stukje land, verrichtte herendiensten en werkte als landarbeider. Het onderscheid met de bordar kan soms onduidelijk zijn
Denarius penny penning 1/12 van een shilling, 1/240 van een pond
Dominio demesne domein Het deel van de manor dat de heer voor eigen gebruik liet bewerken
Foras forest Niet altijd een bos, maar meer ongecultiveerd land. Voor de jacht, een populair tijdverdrijf van de Normandische adel[1]
Geldum geld belasting (rekeneenheid) Oorspronkelijk van Danegeld, in Engeland geheven belasting om de Vikingen te bestrijden of af te kopen. Gerekend in een x-aantal pennies per hide of carucate
Hida, mansus, mansa hide Rekeneenheid van inkomen of bezit, meestal in hoeveelheid land. In dat geval 40 tot 120 acres, afhankelijk van de productiviteit van de grond.[2][3] Van origine voldoende om een gezin te onderhouden, later in gebruik als basis voor het vaststellen van belasting
Hundredum hundred district Onderverdeling van een graafschap, met voldoende inkomen om 100 gewapende mannen te onderhouden (boeren en horigen niet meegeteld), ofwel 100 gezinshoofden met hun gezinnen.[4] Verwant aan Herred. In Danelaw heette dit wapentake
Manerium, mansio manor landgoed (niet: landhuis) Het gehele bezit (leen) van de heer, inclusief eigen grond, verhuurd akkerland en gemeenschappelijke common
Molendinum mill watermolen De windmolen zou in Engeland pas 100 jaar later voorkomen
Pastura pasture weiland Voor begrazing door vee. Lager in waarde dan meadow. In Essex werd het gemeten in het aantal schapen dat ervan kon leven[5]
Pratum meadow weiland Grasland voor begrazing door vee en voor de productie van hooi
Presbyter priest priester Van de priester (in dienst van de kerk) wordt soms vermeld hoeveel land hij bezat of pachtte
Servus* serf slaaf Ontving voedsel, kleding en onderdak van de heer, maar mocht het landgoed niet verlaten
Silva woodland ruigte Ongecultiveerd land, vaak gemeten in het aantal varkens die ervan konden leven, maar ook bedoeld voor het sprokkelen van hout
Solidus shilling shilling Rekeneenheid (niet feitelijk een munt): 12 pennies, ofwel 1/20 van een pond
Tenens in capite tenant-in-chief kroonvazal Leenman die zijn landgoederen direct van de koning in leen had gekregen en op zijn beurt leenheer was van lagere vazallen
TRE - tempore regis Edwardii In de tijd van koning Eduard Afkorting die werd gebruikt bij het duiden van status en bezit vóór de Normandische verovering van Engeland
þegn thegn, thane Kroonvazal Leenman die zijn landgoed direct van de koning in leen had gekregen, in ruil voor bewezen (militaire) diensten. Ten tijde van het Domesday Book waren de meeste thegns Angelsaksen die na de Normandische verovering hun bezittingen konden houden
Villanus* villein, villager boer Lid van de hoogste boerenklasse (met het meeste land), bezat doorgaans 8-16 ha, maar verrichtte ook nog herendiensten
Virgata virgate Een kwart van een hide

*Het Domesday Book vermeldt geen inwonertallen, maar slechts de gezinshoofden. Waar bijvoorbeeld "3 villeins, 4 bordars" staat, moeten hun gezinnen er in gedachten bijgeteld worden om een schatting te kunnen maken van het aantal inwoners.
**Sommige Engelstalige bronnen vermelden een aantal "smallholders". Dit zijn de kleine pachters, ofwel de cottars en bordars samen.