De kruithofcurve, genoemd naar de Nederlandse fysicus Arie Andries Kruithof, beschrijft het verband tussen de verlichtingssterkte en de kleurtemperatuur van als „aangenaam” ervaren lichtbronnen.[2]

De kruithofcurve, met een voorbeeld-lichtbron, D65 (daglicht), in het aangename gebied.[1]

De kleurwaarneming van een gegeven lichtmengsel kan afhangen van de absolute lichtstroom, doordat zowel de staafjes als de kegeltjes in het netvlies tegelijk actief zijn, zij elk hun eigen kleurgevoeligheidskromme hebben en de staafjes bij afnemende helderheid de taak van de kegeltjes geleidelijk overnemen. Dat betekent bijvoorbeeld dat licht met een kleurtemperatuur van 6000 K bij een sterke luminantie wit kan lijken, maar bij een lage luminantie blauwachtig kan lijken. Onder dezelfde lage luminantie-omstandigheden kan het nodig zijn de kleurtemperatuur bij te stellen tot bijvoorbeeld 4700 K om het licht weer wit te laten lijken. Dit effect leidt tot een verandering in de kleurweergave-index afhankelijk van het absolute verlichtingsniveau, hetgeen kan worden samengevat in de empirische kruithofcurve.[3]

Naarmate de helderheid van het object afneemt, zal de helderheid van de rode tinten sneller afnemen dan die van de blauwe tinten. Dit staat bekend als het zogenaamde Purkinje-effect.[4]

Externe link bewerken

Bronnen bewerken

Noten bewerken

  1. Weintraub, Steven (September 2000). The Color of White: Is there a "preferred" color temperature for the exhibition of works of art?. Western Association for Art Conservation Newsletter 21 (3).
  2. Kruithof, Arie Andries, Aanslag van het waterstofmolecuulspectrum door electronen (12 december 1934). Gearchiveerd op 24 juli 2011. Geraadpleegd op 14 februari 2010. (Proefschrift aan Universiteit Utrecht; promotor: Leonard Ornstein)
  3. Kruithof, Arie Andries (1941). Tubular Luminescence Lamps for General Illumination. Philips Technical Review 6 (3): 65–96. ISSN: 0031-7926.
  4. Frisby, John P. (1980), Seeing: Illusion, Brain and Mind. Oxford University Press, Oxford. ISBN 978-0192176721.