Een inhoudsbijzin is een bijzin met de functie van onderwerp of lijdend voorwerp. Dit type bijzin wordt daarom ook wel subjects- of objectszin genoemd, en is qua betekenis min of meer gelijkwaardig aan de Accusativus cum infinitivo-constructie. Door middel van een inhoudsbijzin wordt met name een vraag, vermoeden of wens geuit.

Inhoudsbijzinnen worden meestal ingeleid door een vraagwoord, een van de voegwoorden dat of of, of een betrekkelijk voornaamwoord met ingesloten antecedent:

  • Dat hij komt is duidelijk.
  • Of hij komt is niet duidelijk.
  • Wat (Datgene wat) waar is moet gezegd worden.
  • Wij geloven dat je liegt
  • Ik weet niet wanneer / of hij komt, etc.

Soorten bewerken

De volgende soorten inhoudsbijzinnen worden onderscheiden:

  • ingeleid door het voegwoord dat: Dat het zo is is duidelijk / Ik geloof niet dat het zo'n goed idee is.
  • met een indirecte vraag: Ik vraag me af hoe het nu verder moet.
  • infinitiefzinnen, dat wil zeggen bijzinnen zonder persoonsvorm (zie ook beknopte bijzin): We proberen het nu goed te doen.
  • met ingesloten antecedent: Wie het gedaan heeft, is nog onduidelijk.

Wanneer een zin met een inhoudsbijzin wordt herschreven, wordt nog duidelijker wat de functie van de inhoudsbijzin is:

  • Wat is duidelijk? (antw. Dat het zo is).
  • Ik vraag me af: hoe moet ik nu verder?