Hongaars werkwoord

Van het Hongaarse werkwoord staat in het woordenboek de stam opgenomen. De stam van het werkwoord komt gewoonlijk overeen met de derde persoon enkelvoud van de tegenwoordige tijd. Deze stam wordt gewoonlijk gebruikt in alle werkwoordstijden en wijzen. Een veel voorkomende bijzonderheid vormen de -ik werkwoorden, waar de uitgang -ik achter de stam staat. Bij onregelmatige werkwoorden kunnen er meer stammen zijn, zoals voor andere tijden en wijzen.

De vervoeging van de werkwoorden vindt plaats door uitgangen voor de personen. De persoonlijke voornaamwoorden (én = ik, te = jij, ő = hij/zij, maga/ön = U, mi = wij, ti = jullie, ők = zij, maguk/önök = U) worden in het Hongaars weinig gebruikt omdat de uitgang al duidelijk maakt over welke persoon het gaat. Het grammaticaal geslacht wordt daarbij niet aangegeven.

De meest uitgangen zijn er in twee harmonische vormen of in drie harmonische vormen, waaruit dan een keuze gemaakt moet worden op grond van de regels voor de klinkerharmonie. De keuze is daarbij afhankelijk van de (laatste) klinker in de stam van het werkwoord.

Er zijn twee reeksen van uitgangen, waaruit gekozen moet worden, afhankelijk van de aard van het lijdend voorwerp. Bij een afwezig lijdend voorwerp en bij onovergankelijke werkwoorden wordt de onbepaalde vervoeging gebruikt. Bij een bepaald lijdend voorwerp wordt de bepaalde vervoeging gebruikt.

Vervoeging bewerken

Achter de stam van het werkwoord kunnen verschillende zaken worden toegevoegd. Het geheel van toevoegingen geeft verschillende zaken tegelijk weer, zoals wijs, werkwoordtijd, persoonsuitgang en de aard (bepaaldheid) van het lijdend voorwerp en is verder afhankelijk van de klinkers in de stam van het werkwoord.

Met een "teken" (zoals -t, -na, -j) worden de werkwoordstijden en de wijzen aangegeven. Bij de indicatief of aantonende wijs ontbreekt een teken bij de tegenwoordige tijd, maar bij de verleden tijd is het teken -t of -ott/-ett/-ött. Er worden drie regelmatige groepen onderscheiden. Bij de voorwaardelijke wijs is het teken -ná/-né en bij de aansporende (gebiedende) wijs is het teken -j.

Andere tijden en wijzen worden niet met een teken, maar anders aangegeven: zoals voor de toekomende tijd wordt het hulpwerkwoord fog (zullen) of het bijwoord majd (dan) gebruikt en voor de verleden tijd van de voorwaardelijke wijs wordt het woord volna (zou zijn) achter de verleden tijd geplaatst.

Met de "persoonsuitgang" wordt aangegeven de persoon (de 1ste, 2de of 3de persoon) en het getal (enkelvoud: ik, jij, hij/zij of meervoud: wij, jullie, zij) en de aard van het lijdend voorwerp. De keuze van de "persoonsuitgang" is daarbij vaak afhankelijk van de regels van de klinkerharmonie. Er zijn voor alle tijden en wijzen twee belangrijke typen werkwoordvervoeging: de subjectieve, eerste of onbepaalde vervoeging bij onovergankelijke werkwoorden of bij afwezigheid van een lijdend voorwerp of bij een onbepaald lijdend voorwerp, en er is de objectieve, tweede of bepaalde vervoeging bij een bepaald lijdend voorwerp. Daarnaast is er de gecombineerde persoon: eerste persoon inclusief: spreker (1ste persoon enkelvoud) met aangesprokene (2de persoon enkelvoud of meervoud, 4de naamval).

Klinkerharmonie bewerken

Bij de werkwoordvervoeging speelt de klinkerharmonie een grote rol. Dat houdt in dat de uitgangen en de tekens moeten worden gekozen op grond van de klinker in de stam van het (enkelvoudige) werkwoord. Er worden twee of drie groepen van klinkers onderscheiden:

Klinkercategorieën en klinkerharmonie
Bij het gebruik van uitgangen worden achter- en voorklinkers onderscheiden;
de voorklinkers kunnen weer gesplitst worden op grond van lipronding.
1. achterklinkers
 (lage klinkers):
 
  • kort: a, o, u,
  • lang: á, ó, ú
2. voorklinkers (hoge klinkers) (overige klinkers)
in veel gevallen is er ook nog een onderscheid in:
2a. zonder lipronding:
 ("neutrale" klinkers)
  • kort: e, i,
  • lang: é, í
2b. met lipronding:
  • kort: ö, ü,
  • lang: ő, ű
Klinkerharmonie bij persoonuitgangen en tekens
1. niet-harmonische vormen, voorbeelden:
 -ik (uitgang 3de persoon enkelvoud tegenwoordige tijd bij ik-werkwoorden)
 -t- (teken voor verleden tijd)
 -j- (teken voor gebiedende wijs)
2. twee harmonische vormen, voorbeelden:
 -unk/-ünk (uitgang 1ste persoon meervoud tegenwoordige tijd)
 -nak/-nek (uitgang 3de persoon meervoud tegenwoordige tijd),
 -ná-/-né- (teken voor voorwaardelijke wijs)
3. drie harmonische vormen, voorbeelden:
 -ok/-ek/-ök (uitgang 1ste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd)
 -ott-/-ett-/-ött- (teken voor verleden tijd)

De volgende typen uitgangen en tekens moeten daarbij worden onderscheiden:

  • 1. niet-harmonische vormen, dat wil zeggen dat er slechts een vorm is van de uitgang, bijvoorbeeld -ik bij de zogenaamde "ik-werkwoorden".
  • 2. twee harmonische vormen, dat wil zeggen dat er twee vormen zijn van de uitgang of het teken, bijvoorbeeld het teken voor de voorwaardelijke wijs is -ná, -né.
  • 3. drie harmonische vormen, dat wil zeggen dat er drie vormen zijn van de uitgang of het teken, bijvoorbeeld het teken voor de verleden tijd is in veel gevallen -ott, -ett of -ött (maar vaak is het slechts één vorm: -t).

Bepaaldheid bewerken

Bepaaldheid
Werkwoordvervoegingen zijn mede afhankelijk van de aard van het lijdend voorwerp. Alle tijden en wijzen zijn er in twee vormen:
I. de onbepaalde vervoeging:
  als er geen lijdend voorwerp is, of als er een 'onbepaald' lijdend voorwerp is.
II. de bepaalde vervoeging:
  als er een 'bepaald' lijdend voorwerp is.

De vervoeging van het werkwoord (de werkwoordsvorm) is mede afhankelijk van de aard van het lijdend voorwerp. Er wordt onderscheid gemaakt tussen "onbepaalde" werkwoordvervoeging en "bepaalde" werkwoordvervoeging.

Onbepaalde vervoeging bewerken

De onbepaalde, eerste of subjectieve vervoeging wordt gebruikt als er geen lijdend voorwerp is, als het werkwoord onovergankelijk is, of als het lijdend voorwerp onbepaald is. Het lijdend voorwerp is "onbepaald" als het in de eerste of tweede persoon is ("mij" of "jou"), als het geen bezitsaanduiding heeft, als er geen aanwijzend voornaamwoord voor staat, en als er geen impliciete verwijzing is naar een al eerder genoemd lijdend voorwerp.

Bepaalde vervoeging bewerken

De bepaalde, tweede of objectieve vervoeging wordt gebruikt als het lijdend voorwerp bepaald is; het is dan specifiek en (soms impliciet) duidelijk waarover het gaat. Voorbeeld van een impliciet bepaald lijdend voorwerp: azt nem értem! = ik begrijp dat niet! Het is niet nodig azt = dat te zeggen, omdat uit het zinsverband het wel duidelijk wordt waarover het gaat. Het lijdend voorwerp is "bepaald" als er een bepaald lidwoord voor staat (a, az = de, het), als er een aanwijzend voornaamwoord staat voor het lijdend voorwerp (ezt = dit/deze, azt = dat/die, ezeket = deze, azokat = die), als er een bezitsuitgang achter het lijdend voorwerp staat (mijn, jouw, ...), als het het lijdend voorwerp al eerder ter sprake is geweest en het bekend wordt verondersteld, als het lijdend voorwerp een 3de persoon betreft (őt = hem, haar, Önt = u, őket = hen, ...), als het lijdend voorwerp gaat om een eigennaam, zoals van een persoon of plaats (Pétert, Budapestet), en als er verwezen wordt naar iets/iemand die al eerder genoemd is.

Derde type vervoeging bewerken

Een aparte veelvoorkomende derde type vervoeging bestaat er bij de 1ste persoon enkelvoud (ik) als het lijdend voorwerp 2de persoon (téged = jou - wordt niet genoemd!, benneteket = jullie) is. Voorbeeld: Szeretlek = Ik houd van jou; Látlak beneteket = Ik zie jullie. Vergelijk látok = ik zie met een onbepaald lijdend voorwerp; látom = ik zie hem/haar/het met een bepaald lijdend voorwerp.

Tijden en wijzen bewerken

Overzicht bewerken

Werkwoordstijden en wijzen
De volgende enkelvoudige tijden en wijzen komen voor in het Hongaars:
  1. tegenwoordige tijd (van de aantonende wijs).
  2. verleden tijd (van de aantonende wijs).
  3. aansporende of gebiedende wijs.
  4. voorwaardelijke of aanvoegende wijs.

In het Hongaars zijn er drie wijzen: de aantonende wijs of indicatie, de aanvoegende of voorwaardelijke wijs en de aansporende of gebiedende wijs. Alleen de aantonende wijs kent twee werkwoordstijden: een tegenwoordige en een verleden tijd.

De werkwoordvervoeging is in schema: stam van het werkwoord + teken + persoonsuitgang. De stam van het werkwoord is de vorm die gevonden wordt in het woordenboek: 3de persoon enkelvoud (zonder de eventuele -ik uitgang). Het teken geeft de tijd en de wijs aan. De persoonsuitgang geeft de persoon, het getal en de aard van het lijdend voorwerp aan.

De belangrijkste wijs is de aantonende wijs (kijelentő mód), die voorkomt in 2 tijden: de tegenwoordige tijd (jelen idő) en de verleden tijd (múlt idő), de -t is het teken voor de verleden tijd en staat voor de uitgangen, in sommige gevallen is het -ott/-ett/-ött.

De voorwaardelijke wijs (feltételes mód) wordt onder andere gebruikt voor (zeer) beleefde verzoeken.

De gebiedende/aansporende wijs (parancsoló mód, felszólító mód) in de tegenwoordige tijd kan gebruikt worden voor alle personen, bijvoorbeeld írjak? = zal/moet ik schrijven?, írj(ál) = schrijf, írjunk = laten we schrijven.

Enkele voorbeelden met het werkwoord vár = wachten
"persoonsvorm" : "werkwoordstam + "teken" + "persoonsuitgang"
várok : vár + -ok ik wacht
vártam : vár + -t + -am ik wachtte
várnám : vár + -ná + -m ik zou wachten
várj! várjál! : vár + -j + -(ál) wacht!
wijs of tijd:
 
tegenwoordige tijd
verleden wijs
voorwaardelijke wijs
aansporende wijs

De verleden tijd van de voorwaardelijke wijs (irrealis van het verleden) wordt gevormd met de verleden tijd plus het hulpwoord volna. Voorbeeld: írtam volna = ik zou geschreven hebben.

Er is geen aparte toekomende tijd. De toekomst wordt met een hulpwerkwoord (fog = zullen) aangegeven, maar daarvoor wordt ook een bijwoord gebruikt: majd = dan. Ook worden wel werkwoorden gebruikt die een beweging aangeven zoals jön = komen; megy = gaan gebruikt, bijvoorbeeld: megyek vásárolni = ik ga boodschappen doen, jövünk takarítani = wij komen schoonmaken.

Voltooide tijden ontbreken. Voltooide handelingen uit het verleden kunnen worden aangegeven met voorvoegsels als meg- of el- voor de werkwoorden, of de verleden tijd wordt gebruikt.
Voorbeeld: csinált = hij maaktemegcsinálta = hij heeft het gemaakt; olvasta = hij las hetelolvasta = hij heeft het (uit)gelezen.

Vereenvoudigd schema van wijzen en tijden
wijs  
  mód →
aantonende wijs
kijelentő mód
voorwaardelijke wijs
aanvoegende wijs

feltételes mód
gebiedende wijs
parancsoló mód =
aansporende wijs
felszólító mód
tijd  
  idő →
tegenwoordige tijd
jelen idő
verleden tijd
múlt idő
teken jel → ø -t; -ott/-ett/-ött -ná/-né -j
 1.
 2.
 3.
11.
22.
33.
ik
jij
hij/zij, U
wij
jullie
zij, U (mv.)
(én)
(te)
(ő), Ön, Maga
(mi)
(ti)
(ők), Önök, Maguk
-ok/-ek/-ök -om/-em/-öm
-sz, -ol/-el/-öl -od/-ed/-öd
ø -ja/-i
-unk/-ünk -juk/-jük
-tok/-tek/-tök -játok/-itek
-nak/-nek -ják/-ik
-tam/-tem -tam/-tem
-tál/-tél -tod/-ted
-ott/-ett/-ött -ta/-te
-tunk/-tünk -tuk/-tük
-tatok/-tetek -tátok/-tétek
-tak/-tek -ták/-ték
-k -m
-nál/-nél -nád/-néd
-na/-ne -ná/-né
-nánk/-nénk
-nátok/-nétek
-nának/-nének -nák/-nék
-jak/-jek -jam/-jem
-j(ál)/-j(él) -jod/-jed
-jon/-jen/-jön -ja/-je
-junk/-jünk -juk/-jük
-jatok/-jetek -játok/-jétek
-janak/-jenek -ják/-jék
1→2 ik→jou/jullie (én→téged)/titeket -lak/-lek -talak/-telek -nálak/-nélek -jalak/-jelek

Tegenwoordige tijd bewerken

Tegenwoordige tijd
Afhankelijk van de werkwoordstam worden er naast de standaard regelmatige vervoeging nog drie regelmatig vervoegde groepen van werkwoorden onderscheiden:
  1. hoofdgroep met de regelmatige vervoeging.
  2. stam eindigt op een sisklank (-s, -sz, -z).
  3. stam eindigt op twee medeklinkers of op een lange klinker + t.
  4. stam krijgt -ik in de 3de persoon: de ik-werkwoorden.

De tegenwoordige tijd wordt gebruikt voor gebeurtenissen en handelingen die in het heden van de spreker plaatsvinden. Voorbeeld: Olvasok.=Ik lees.
Daarnaast wordt de tegenwoordige tijd wel gebruikt voor de toekomst met behulp van het bijwoord majd=dan. Voorbeeld: Majd megyek.=Ik zal gaan, letterlijk: Dan ik ga.

Er is een standaard werkwoordvervoeging voor de tegenwoordige tijd en drie regelmatige varianten op grond van het eind van de stam:

  1. de werkwoorden waarvan de stam eindigt op een sisklank (sibilant) (voorbeelden: olvas = lezen, néz = kijken),
  2. werkwoorden waarvan de stam eindigt op een dubbele medeklinker of op -ít (voorbeelden: tart = houden, segít = helpen), en
  3. de zogenaamde ik-werkwoorden: achter de stam komt in de 3de persoon enkelvoud de uitgang -ik. Voorbeeld: lakik = wonen). Bij ik-werkwoorden kan de stam ook eindigen op een sisklank en/of eindigen op op twee medeklinkers (voorbeeld: fürdik = baden; fekszik = liggen is onregelmatig).

Hoofdtype bewerken

Het hoofdtype van de regelmatige vervoeging met voorbeelden staat in onderstaande tabel:

1. regelmatige werkwoordvervoeging tegenwoordige tijd - jelen idő
Wijs en tijd: Aantonende wijs, tegenwoordige tijd - Jelen idő Voorbeelden tegenwoordige tijd - jelen idő:
Bepaaldheid: Onbepaalde vervoeging (I) Bepaalde vervoeging (II) Onbepaalde vervoeging (I) Bepaalde vervoeging (II)
Stam
werkwoord
met:
Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers
zonder
lipronding
met
lipronding
zonder
lipronding
met
lipronding
zonder
lipronding
met
lipronding
zonder
lipronding
met
lipronding
infinitief: → -ni látni
zien
kérni
verzoeken
törni
breken
persoon:↓
ik (én) -ok -ek -ök -om -em -öm látok kérek török látom kérem töröm
jij (te) -sz -od -ed -öd látsz kérsz törsz látod kéred töröd
hij,zij (ő) ø (stam!) -ja -i lát kér tör látja kéri töri
wij (mi) -unk -ünk -juk -jük látunk kérünk törünk látjuk kérjük törjük
jullie (ti) -tok -tek -tök -játok -itek láttok kértek törtök látjátok kéritek töritek
zij (ők) -nak -nek -ják -ik látnak kérnek törnek látják kérik törik
ik→jou (én→téged) -lak -lek látlak kérlek törlek

Werkwoordstam eindigt op een sisklank bewerken

Assimilatie eindmedeklinker van de stam + -j
eind-sibilant van de stam:
 ● ..s + -j → ..ss
 ● ..sz + -j → ..ssz
 ● ..z + -j → ..zz
 ● ..dz + -j → ..dzz

De werkwoorden waarvan de stam eindigt op een sisklank (-s, -sz, -z) vormen de eerste variant van de werkwoordvervoeging van de tegenwoordige tijd. De drie mogelijke uitgangen in de 2de persoon enkelvoud zijn: -ol/-el/-öl, afhankelijk van de klinkerharmonie. Voorbeeld: olvas=hij leest wordt olvasol=jij leest.

Sommige persoonsuitgangen beginnen met een-j (-juk/-jük, -játok, -ják). In die gevallen assimileert de eindmedeklinker van de stam met de -j, zodat de eindmedeklinker verdubbelt.

2. werkwoordvervoeging bij stam eindigend op een sisklank (afwijkingen)
Tijd: Tegenwoordige tijd - Jelen idő Voorbeelden
Bepaaldheid: Onbepaalde vervoeging (I) Bepaalde vervoeging (II) Onbepaalde vervoeging (I): Bepaalde vervoeging (II):
Stam
werkwoord
met:
Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers
zonder
lipronding
met
lipronding
zonder
lipronding
met
lipronding
zonder
lipronding
met
lipronding
zonder
lipronding
met
lipronding
Infinitief: → -sni, -szni, -zni olvasni
lezen
zni
kijken
zni
koken
olvasni
lezen
zni
kijken
zni
koken
persoon:↓
jij (te) -ol -el -öl olvasol nézel főzöl
hij (ő) ..[X]a -i olvassa nézi főzi
wij (mi) ..[X]uk ..[X]ük olvassuk zzük zzük
jullie (ti) ..[X]átok -itek olvassátok nézitek főzitek
zij (ők) ..[X]ák -ik olvassák nézik főzik
[X]: Assimilatie van voorgaande
sisklank met de begin-j van de uitgang.

Werkwoordstam eindigt op 2 medeklinkers of op ít bewerken

De werkwoorden waarvan de stam eindigt op twee medeklinkers of stam eindigt op lange klinker + t (meestal -ít) vormen de tweede kleine variant van de werkwoordvervoeging in de tegenwoordige tijd. De twee mogelijke uitgangen in de 2de persoon enkelvoud zijn: -asz/-esz, afhankelijk van de klinkerharmonie. Daarnaast heeft de 2de persoon meervoud drie harmonische vormen: -otok/-etek/-ötök en de 3de persoon meervoud twee harmonische vormen: -anak/-enek

Werkwoorden waarvan de stam eindigt op twee medeklinkers, of de werkwoordstam eindigt op -ít krijgen een met een voorloopklinker verlengde uitgang bij de infinitief, de 2de persoon (enkelvoud en meervoud) en de 3de persoon meervoud, bijvoorbeeld bij old = oplossen, tanít = onderwijzen, fest = schilderen, segít = helpen, önt = gieten, sűrít = comprimeren, verdichten.

3. werkwoordvervoeging bij stam eindigend op 2 medeklinkers of -ít (afwijkingen)
Tijd: Tegenwoordige tijd - Jelen idő
Bepaaldheid: Onbepaalde vervoeging (I) Voorbeelden onbepaalde vervoeging (I)
Stam
werkwoord
met:
Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers
zonder
lipronding
met
lipronding
zonder
lipronding
met
lipronding
zonder
lipronding
met
lipronding
infinitief: → -ani -eni tanítani
onderwijzen
segíteni
helpen
sűríteni
comprimeren
oldani
oplossen
festeni
verven
önteni
gieten
persoon:↓
jij (te) -asz -esz tanítasz segítesz sűrítesz oldasz festesz öntesz
jullie (ti) -otok -etek -ötök tanítotok segítetek sűrítötek oldotok festetek öntötök
zij (ők) -anak -enek tanítanak segítenek sűrítenek oldanak festenek öntenek
ik→jou (én→téged) -alak -elek tanítalak segítelek sűrítelek oldalak festelek öntelek

Werkwoordstam krijgt -ik bewerken

De ik-werkwoorden zijn werkwoorden waarvan de stam (3de persoon enkelvoud) verlengd is met -ik. In de 1ste persoon ev. wordt de uitgang -om/-em/-öm, die ook gebruikt worden in de bepaalde vervoeging. Voorbeeld: de stam lakik=hij woont, wordt in de 1ste persoon e.v.: lakom=ik woon. Veel van de ik-werkwoorden zijn intransitief (zij kunnen geen lijdend voorwerp bij zich hebben), zodat meestal alleen de onbepaalde vervoeging van toepassing is.

4. werkwoordvervoeging van de ik-werkwoorden (afwijkingen)
Tijd: Tegenwoordige tijd - Jelen idő
Bepaaldheid: Onbepaalde vervoeging (I) Voorbeelden onbepaalde vervoeging (I)
Stam
werkwoord
met:
Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers
zonder
lipronding
met
lipronding
zonder
lipronding
met
lipronding
Infinitief: → lakni
wonen
következni
volgen
fürdeni
baden
persoon:↓
ik (én) -om -em -öm lakom következem fürdöm
hij,zij (ő) -ik lakik következik fürdik

Verleden tijd bewerken

Verleden tijd
Afhankelijk van de werkwoordstam worden er naast de standaardvervoeging nog twee regelmatig vervoegde groepen van werkwoorden onderscheiden:
1. groep 1
teken -t en -ott/-ett/-ött (bij 3de persoon enkelvoud): met de gemengde standaardvervoeging in de meeste gevallen.
2. groep 2
teken -t: als de werkwoordstam eindigt op -j, -l, -n, -r; 2 lettergrepen +ad, +ed
3. groep 3
teken -ott/-ett/-ött: als de werkwoordstam eindigt op -ít, -medeklinker+t, of 1 lettergreep +t

Waar het Nederlands een onvoltooid en een voltooid verleden tijd kent, heeft het Hongaars slechts één verleden tijd (múlt idő), bijvoorbeeld: Mentem = Ik ging / Ik ben gegaan.

De vervoeging van het werkwoord voor de verleden tijd bestaat uit:

stam van het werkwoord + teken voor verleden tijd + persoonsuitgang

De stam van het werkwoord is dezelfde als in de tegenwoordige tijd, met uitzondering van onder andere de sz/v-stammen: eszik (eten) → evett, iszik (drinken) → ivott. Daarnaast zijn er nog een aantal algemeen voorkomende onregelmatige werkwoorden als jönni = komen, menni = gaan en lenni = zijn, worden.

Het teken -t voor de verleden tijd wordt achter de stam van het werkwoord voor de persoonsuitgang geplaatst. Gewoonlijk is dit teken een -t, maar het teken -ott/-ett/-ött wordt gebruikt in de 3de persoon enkelvoud van de onbepaalde vervoeging. Hiervoor zijn regels, maar ook kan het woordenboek geraadpleegd worden. Er zijn voor de vorming van de verleden tijd drie belangrijke groepen van werkwoorden. De meest voorkomende vervoeging is volgens de hybride groep 1, die een combinatie lijkt van groep 2 en groep 3. De vervoeging in groep 2 en groep 3 zijn geheel regelmatig.

Groep 1 heeft de meest voorkomende wijze van vervoegen; deze is gemengd. In groep 1 is het teken -t in bijna alle personen, alleen bij de 3de persoon enkelvoud is het teken -ott/-ett/-ött. Hierachter worden de persoonsuitgangen geplaatst, zoals staat in onderstaande tabel:

Groep 1
Tijd en groep: Verleden tijd, groep 1 - Múlt idő Voorbeelden verleden tijd, groep 1
Bepaaldheid: Onbepaalde vervoeging (I) Bepaalde vervoeging (II) Onbepaalde vervoeging (I) Bepaalde vervoeging (II)
Stam
werkwoord
met:
Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers
zonder
lipronding
met
lipronding
zonder of met
lipronding
zonder
lipronding
met
lipronding
zonder of met
lipronding
infinitief: → látni
zien
nézni
kijken
üldözni
vervolgen
látni nézni üldözni
persoon:↓
ik (én) -tam -tem -tam -tem láttam néztem üldöztem láttam néztem üldöztem
jij (te) -tál -tél -tad -ted láttál néztél üldöztél láttad nézted üldözted
hij,zij (ő) -ott -ett -ött -ta -te látott nézett üldözött látta nézte üldözte
wij (mi) -tunk -tünk -tuk -tük láttunk néztünk üldöztünk láttuk néztük üldöztük
jullie (ti) -tatok -tetek -tátok -tétek láttatok néztetek üldöztetek láttátok néztétek üldöztétek
zij (ők) -tak -tek -ták -ték láttak néztek üldöztek látták nézték üldözték
ik→jou (én→téged) -talak -telek láttalak néztelek üldöztelek

Groep 2 en groep 3 zijn geheel regelmatig. In groep 2 is het teken -t in alle personen. Groep 2 bestaat uit werkwoorden waar de werkwoordstam eindigt op -j, -l, -n, -r of waar de werkwoordstam bestaat uit 2 lettergrepen met de laatste eindigend op -ad, -ed. Hierachter worden de persoonsuitgangen geplaatst, die dezelfde zijn als die in groep 1.

Groep 2
Tijd en groep: Verleden tijd, groep 2 - Múlt idő Voorbeelden verleden tijd, groep 2
Bepaaldheid: Onbepaalde vervoeging (I) Bepaalde vervoeging (II) Onbepaalde vervoeging (I) Bepaalde vervoeging (II)
Stam
werkwoord
met:
Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers
zonder of met
lipronding
zonder of met
lipronding
zonder of met
lipronding
zonder of met
lipronding
Stam-einde: → -j, -l, -n, -r; 2 lettergrepen +ad, +ed vár
(ver)wachten
kér
vragen, verzoeken
lök
duwen
vár kér lök
Persoon:↓
ik (én) -tam -tem -tam -tem vártam kértem löktem vártam kértem löktem
jij (te) -tál -tél -tad -ted vártál kértél löktél vártad kérted lökted
hij,zij (ő) -t -ta -te várt kért lökt várta kérte lökte
wij (mi) -tunk -tünk -tuk -tük vártunk kértünk löktünk vártuk kértük löktük
jullie (ti) -tatok -tetek -tátok -tétek vártatok kértetek löktetek vártátok kértétek löktétek
zij (ők) -tak -tek -ták -ték vártak kértek löktek várták kérték lökték
ik→jou (én→téged) -talak -telek vártalak kértelek löktelek

In groep 3 is het teken -ott/-ett/-ött in alle personen. Groep 3 bestaat uit werkwoorden waar de werkwoordstam eindigt op -ít, waar de werkwoordstam eindigt op -medeklinker+t, of waar de werkwoordstam bestaat uit 1 lettergreep die eindigt op -t. Daarachter worden de persoonsuitgangen geplaatst. Voorbeelden zijn de werkwoorden tart = houden, bevatten, ért = begrijpen en önt = vullen.

Groep 3
Tijd en Groep: Verleden tijd, groep 3 - Múlt idő Voorbeelden verleden tijd, groep 3
Bepaaldheid: Onbepaalde vervoeging (I) Bepaalde vervoeging (II) Onbepaalde vervoeging (I) Bepaalde vervoeging (II)
Stam
werkwoord
met:
Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers
zonder
lipronding
met
lipronding
zonder
lipronding
met
lipronding
zonder
lipronding
met
lipronding
zonder
lipronding
met
lipronding
Stam-einde: → -ít; -medeklinker+t; 1 lettergreep +t tart
houden, bevatten,
ért
begrijpen
önt
vullen
tart ért önt
Persoon:↓
ik (én) -ottam -ettem -öttem -ottam -ettem -öttem tartottam értettem öntöttem tartottam értettem öntöttem
jij (te) -ottál -ettél -öttél -ottad -etted -ötted tartottál értettél öntöttél tartottad értetted öntötted
hij,zij (ő) -ott -ett -ött -otta -ette -ötte tartott értett öntött tartotta értette öntötte
wij (mi) -ottunk -ettünk -öttünk -ottuk -ettük -öttük tartottunk értettünk öntöttünk tartottuk értettük öntöttük
jullie (ti) -ottatok -ettetek -öttetek -ottátok -ettétek -öttétek tartottatok értettetek öntöttetek tartottátok értettétek öntöttétek
zij (ők) -ottak -ettek -öttek -ották -ették -ötték tartottak értettek öntöttek tartották értették öntötték
ik→jou (én→téged) -ottalak -ettelek -öttelek tartottalak értettelek öntöttelek

Voorwaardelijke wijs bewerken

Naast de aantonende wijs is er de voorwaardelijke wijs (feltételes mód). De voorwaardelijke wijs wordt onder andere gebruikt voor (zeer) beleefde verzoeken.

De vervoeging van het werkwoord voor de voorwaardelijke wijs bestaat uit:

stam van het werkwoord + teken voor voorwaardelijke wijs + persoonsuitgang

Het teken is ná/-né, alleen in de onbepaalde vervoeging, 3de persoon enkelvoud is het -na/-ne.

Wijs: Voorwaardelijke wijs (feltételes mód) Voorbeelden voorwaardelijke wijs
Bepaaldheid: Onbepaalde vervoeging (I) Bepaalde vervoeging (II) Onbepaalde vervoeging (I) Bepaalde vervoeging (II)
Stam
werkwoord
met:
Voor-
klinkers
Achter-
klinkers
Voor-
klinkers
Achter-
klinkers
Voor-
klinkers
Achter-
klinkers
Voor-
klinkers
Achter-
klinkers
Persoon:↓ kapni
krijgen
égni
branden
kapni égni
ik (én) -k -m kapnék égnék kapném égném
jij (te) -l -l -d -d kapnál égnél kapnád égnéd
hij, zij (ő) -na -ne - - kapna égne kap ég
wij (mi) -nk -nk -nk -nk kapnánk égnénk kapnánk égnénk
jullie (ti) -tok -tek -tok -tek kapnátok égnétek kapnátok égnétek
zij (ők) -nak -nek -k -k kapnának égnének kapnák égnék
ik→jou (én→téged) -lak -lek kapnálak égnélek

Aansporende wijs bewerken

De derde wijs is de aansporende of gebiedende wijs (parancsoló/felszólító mód) in de tegenwoordige tijd.

De vervoeging van het werkwoord voor de aansporende wijs bestaat uit:

stam van het werkwoord + teken voor aansporende wijs + persoonsuitgang

De stam van de gebiedende wijs bestaat uit de korte vorm voor de 2de persoon enkelvoud van de onbepaalde vervoeging; dit is gewoonlijk de werkwoordstam + j (de lange vorm heeft -jál/-jél). Van de stam worden de andere vormen van afgeleid. De gebiedende wijs kan gebruikt worden voor alle personen, bijvoorbeeld írjak? "zal/moet ik schrijven?", írj(ál) "schrijf", írjunk "laten we schrijven".

Wijs: Aansporende wijs (felszólító mód) Voorbeelden aansporende wijs
Bepaaldheid: Onbepaalde vervoeging (I) Bepaalde vervoeging (II) Onbepaalde vervoeging (I) Bepaalde vervoeging (II)
Stam
werkwoord
met:
Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers Voor-
klinkers
Achterklinkers
zonder
lipronding
met
lipronding
zonder
lipronding
met
lipronding
zonder
lipronding
met
lipronding
Persoon:↓ ad
geven
ver
slaan
lök
duwen, stoten
ad ver lök
ik (én) -jak -jek -jam -jem adjak verjek lökjek adjam verjem lökjem
jij (te) -j(ál) -j(él) -jad -jed adj(ál) verj(él) lökj(él) adjad verjed lökjed
hij,zij (ő) -jon -jen -jön -ja -je adjon verjen lökjön adja verje lökje
wij (mi) -junk -jünk -juk -jük adjunk verjünk lökjünk adjuk verjük lökjük
jullie (ti) -jatok -jetek -játok -jétek adjatok verjetek lökjetek adjátok verjétek lökjétek
zij (ők) -janak -jenek -ják -jék adjanak verjenek lökjenek adják verjék lökjék
ik→jou (én→téged) -jalak -jelek adjalak verjelek lökjelek

De persoonsuitgangen beginnen met een-j (-juk/-jük, -játok, -ják). Dat heeft gevolgen bij verschillende typen werkwoordstammen en werkwoordgroepen.

Werkwoorden met onregelmatige vorming van de aansporende wijs
Werkwoordstam einde Begin-j van de uitgang Voorbeelden
-sisklank (sibilant) eindmedeklinker assimileert en verdubbelt olvas → olvass; metsz → metssz; főz → főzz
-t -(korte klinker + t) eindmedeklinker assimileert met begin-j van uitgang en verdubbelt mutat → mutass; etet → etess
-(át) eindmedeklinker assimileert met begin-j van uitgang en verdubbelt bocsát → bocsáss
-(lange klinker + t; geen -át) eindmedeklinker blijft en begin-j van uitgang verandert in -s tanít → taníts; fűt → fűts
-(sisklank + t) eindmedeklinker met voorgaande sisklank assimileren met begin-j van uitgang oszt → ossz; fest → fess
-(andere medeklinker + t) eindmedeklinker blijft en begin-j van uitgang verandert in -s tart →tarts; ért → értsnt → önts
tesz, vesz, visz, eszik, iszik eindmedeklinker blijft en begin-j van uitgang verandert in -gy tegy, vegy, vigy, egy, igy

Toekomende tijd bewerken

Er is geen aparte toekomende tijd (met uitzondering van lesz = zal zijn, worden) maar de toekomst kan worden uitgedrukt:

  • met behulp van het bijwoord majd = dan + de tegenwoordige tijd: Majd megyek. = Ik zal gaan. (letterlijk: Dan ik ga.)
  • met het hulpwerkkwoord fog: Fogok menni = Ik zal gaan; Fogsz menni? = Zal je gaan?

Vaak kan ook de tegenwoordige tijd gebruikt worden voor iets in de toekomst, net als in het Nederlands: Horgászni megyek.=Vissen ga ik.

Onbepaalde wijs en infinitiefvervoeging bewerken

Infinitief bewerken

Het onbepaalde wijs (infinitief) wordt gevormd uit de werkwoordstam + ni. De werkwoorden staan in het Hongaarse woordenboek niet als het hele werkwoord (infinitief; bijv. gaan, komen, werken), maar in de hij/zij-vorm (3de persoon enkelvoud bijv. jön=hij komt, megy=zij gaat, dolgozik=hij werkt). Deze vorm is gewoonlijk de stam van het werkwoord, maar is bij -ik-werkwoorden verlengd: werkwoordstam + ik. Sommige werkwoorden hebben meer dan een stam.

Infinitief-vervoeging bewerken

Ook de infinitief kan worden vervoegd met persoonsuitgangen. Hulpwoorden daarbij zijn kell = moeten, szabad = mogen, tilos = verboden zijn, lehet = kunnen, kan worden. De vervoegde vormen worden samengesteld uit werkwoordstam + bezitsuitgang (volgens klinkerharmonie).

Wijs: Infinitiefvervoeging Voorbeelden infinitiefvervoeging
Stam
werkwoord
met:
Voorklinkers Achterklinkers Voorklinkers Achterklinkers
Infinitief +
hulpwoord
-ni olvasni kell
moeten lezen
nézni szabad
mogen kijken
Persoon ↓
(datief)
kell szabad
mij (nekem) -nom -nem olvasnom kell néznem szabad
jou (neked) -nod -ned olvasnod kell nézned szabad
hem, haar (neki) -nia -nie olvasnia kell néznie szabad
ons (nekünk) -nunk -nünk olvasnunk kell néznünk szabad
jullie (nektek) -notok -netek olvasnotok kell néznetek szabad
hun (nekik) -niuk -niük olvasniuk kell nézniük szabad

Bijzondere werkwoorden bewerken

Zijn, worden bewerken

lenni
zijn, worden,
zullen zijn
aantonende wijs voorwaardelijke
wijs
aansporende
wijs
tegenwoordige tijd verleden tijd
stam +
teken:
van lesz volt lett volna lenne legy(él), légy
persoon:↓ is wordt, zal zijn was werd zou zijn zou zijn wees!
1. ev. (én) vagyok leszek voltam lettem volnék lennék legyek
2. ev. (te) vagy leszel voltál lettél volnál lennél legy(él)
3. ev. (ő) van lesz volt lett volna lenne legyen
1. mv. (mi) vagyunk leszünk voltunk lettünk volnánk lennénk legyünk
2. mv. (ti) vagytok lesztek voltatok lettetek volnátok lennétek legyetek
3. mv. (ők) vannak lesznek voltak lettek volnának lennének legyenek

De stam van het werkwoord van = is hoort bij het infinitief lenni = zijn. Dit werkwoord heeft twee wijzen van gebruik:

  1. zijn in de betekenis van zich (op een plaats) bevinden. Dan is de vervoeging in overeenstemming met het gewone gebruik van werkwoorden.
    Voorbeeld: Otthon van = Hij/Zij/Het is thuis.
  2. zijn als koppelwerkwoord. In de 3de persoon wordt is weggelaten in het Hongaars.
    Voorbeelden: Ő tanár van = Hij/Zij is leraar, Rosz az idő = Het weer is slecht.

Het werkwoord "lenni" = zijn heeft ook nog de betekenis zullen zijn, worden, waarbij nog een tweede stam hoort: lesz = zal zijn, worden (een soort toekomende tijd). Er wordt dan een andere vervoeging gebruikt. Het is ook in de derde persoon tegenwoordige tijd aanwezig. Gewoonlijk wordt het persoonlijk voornaamwoord weggelaten.

Voorbeeld: (ő) tanár lesz = hij/zij wordt leraar of hij/zij zal leraar zijn.

Er is een expliciete vorm van het werkwoord "lenni" in het geval van plaatsaanduidingen en in een aantal andere gevallen:

ő itt van = hij/zij/het is hier, ők itt vannak = zij zijn hier, nyolc fok van = het is acht graden, öt óra van = het is vijf uur.

Bij het werkwoord zijn bestaat er een ontkennende vorm in de derde persoon met de betekenis (er) niet zijn:

nincs = hij/zij/het is (er) niet en nincsenek = zij zijn (er) niet.

In alle andere personen gebruikt men een vorm van lenni, bijvoorbeeld: (én) nem itt vagyok = hier ik ben niet.

Hebben bewerken

Voor het werkwoord hebben is er in het Hongaars geen apart equivalent. De constructie die in dit geval gebruikt wordt bestaat uit een meewerkend voorwerp (3de naamval, datief) en een bezit met bezitsuitgang. Het komt ongeveer overeen met Aan/voor [de bezitter] is [zijn bezit]. Dit betekent dan: [De bezitter] heeft (een) [bezit]. Het geheel wordt meestal korter en eenvoudiger gezegd door weglating van het meewerkend voorwerp. Voorbeelden:

hebben bezitting (enkelvoud!),
met bezitsuitgang
Korter gezegd: Vertaling in het Nederlands:
meew. voorw.
3denaamval
is
Nekem
Aan/voor mij
van
is
kertem.
mijn tuin.
Kertem van. Een tuin heb ik.
Ik heb een tuin.
Neked van' sok labdád Sok labdád van.
(In het Hongaars in het enkelvoud!)
Jij hebt veel ballen.
(In het Nederlands in het meervoud!)
Neki van fehér autója Fehér autoja van. Een witte auto heeft hij.
Hij heeft een witte auto.
Nekünk van kis lakásunk Kis lakásunk van. Wij hebben een kleine woning.
Nektek van két bőrondötök. Két bőrondötök van.
(In het Hongaars in het enkelvoud!)
Jullie hebben twee koffers.
(In het Nederlands in het meervoud!)
Nekik van nagy házuk. Nagy házuk van. Een groot huis hebben zij.
Zij hebben een groot huis.
Vilmosnak van biciklije. Vilmosnak biciklije van. Willem heeft een fiets.
Vilmosnak volt biciklije. Vilmosnak biciklije volt. Willem had een fiets.
Vilmosnak lesz biciklije. Vilmosnak biciklije lesz. Willem zal een fiets hebben.
Willem krijgt een fiets.

Er is ook nog een werkwoord birtokol = bezitten, hebben, dat slechts weinig gebruikt wordt.

Enkele onregelmatige werkwoorden bewerken

Er zijn enkele veel gebruikte onregelmatige werkwoorden, zoals in onderstaande tabel. Vaak zijn deze werkwoorden in andere tijden en wijzen ook onregelmatig.

tegenwoordige tijd van enkele veelgebruikte onregelmatige werkwoorden
-ik werkwoorden
infinitief: menni
gaan
jönni
komen
hinni
geloven
tenni
doen, zetten
enni
eten
inni
drinken
aludni
slapen
feküdni
liggen
stam: megy jön hisz tesz eszik iszik alszik fekszik
persoon:
ik (én) megyek jövök hiszek teszek eszem iszom alszom fekszem
jij (te) sz sz hiszel teszel eszel iszol alszol fekszel
hij,zij (ő) megy jön hisz tesz eszik iszik alszik feszik
wij (mi) megyünk jövünk hiszünk teszünk eszünk iszunk alszunk fekszünk
jullie (ti) mentek tök hisztek tesztek esztek isztok aludtok feküdtek
zij (ők) mennek jönnek hisznek tesznek esznek isznak alszanak fekszenek

Werkwoordvoorvoegsels bewerken

De stam van het werkwoord kan worden verlengd met een voorvoegsel (maar ook met een of meer achtervoegsels) om de betekenis van het werkwoord te veranderen. Werkwoordvoorvoegsels (verbaalprefixen) kunnen de betekenis van werkwoorden (net zo als in het Nederlands) enigszins veranderen.

De wijziging in betekenis is enigszins voorspelbaar, maar niet met alle voorvoegsel gaat dat op. Het voorvoegsel meg- geeft vaak een voltooidheid van de handeling aan, maar dat kan ook met andere voorvoegsels. Voorbeelden: Megcsináltam.=Ik heb het gemaakt. / Ik maakte het., Elolvastam.=Ik heb het uitgelezen. / Ik las het uit.

voorbeelden van voorvoegsels
be- in-, naar binnen ki- uit-, naar buiten
el- weg- haza- thuis-, naar huis
ide- hierheen oda- daarheen
fel- naar boven le- naar beneden
össze samen- szét uit elkaar

Achtervoegsels bewerken

Het achtervoegsel -gat/-get (geeft herhalingen aan), het achtervoegsel -hat/-het ('kunnen', 'mogelijk zijn') en het achtervoegsel -at/-tat/-et/-tet ('laten') kunnen (al of niet gecombineerd) gebruikt worden.

  1. Met het achtervoegsel -gat/-get. Voorbeeld: beszél=spreken, beszélget=praten, babbelen, beszélgethet=kunnen praten
  2. Met het achtervoegsel -hat/-het wordt een mogelijkheid aangegeven. Voorbeeld: csinál = maken, csinálhat= kunnen maken, csináltat laten maken.
  3. Met het achtervoegsel -at/-tat/-et/-tet wordt het werkwoord causatief, wat aangeeft dat het onderwerp van de zin de handeling door een ander laat verrichten en dus niet zelf verricht. In het Nederlands wordt het hulpwerkwoord laten daarvoor gebruikt. Voorbeeld: csinál=maken, csináltat valakivel=laten maken door iemand, csináltathat=kunnen laten maken.

Deelwoorden bewerken

Het Hongaars kent een tegenwoordig of onvoltooid deelwoord en een verleden of voltooid deelwoord. Deze kunnen bijvoeglijk en zelfstandig gebruikt worden, maar ook als bijwoord.

Het voltooid deelwoord heeft dezelfde vorm als de onbepaalde verleden tijd, 3de persoon enkelvoud. Dit kan bijvoeglijk worden gebruikt voor een zelfstandig naamwoord. Er zijn enkele onvoorspelbare uitzonderingen, zoals ír = schrijven, írt = hij schreef, hij heeft geschreven, írott = geschreven (bv. in: Az írott könv = het geschreven boek). Een ander voorbeeld is tör = breken, tört = hij brak, törött = gebroken.