Het pand der goden

opera van Johannes Nicolaas Helstone uit 1906

Het pand der goden, "een drama in vijf bedrijven met zang en muziek", is een opera uit 1906, geschreven door de Surinaamse componist Johannes Nicolaas Helstone (muziek en libretto)

Algemeen bewerken

Het pand der goden staat te boek als eerste Surinaamse opera.[1] De première zou hebben plaatsgevonden op 10 mei 1906 in het gebouw van Toneelgenootschap Thalia in Paramaribo onder leiding van de componist.[2] De eerste recensie op 17 mei geeft donderdag 12 mei als eerste datum. Publiek en artiesten waren zo enthousiast, dat Helstone een krans kreeg omgehangen en onder koorgezang naar huis werd gedragen.[3]

Dit mocht niet verhinderen dat het stuk in vergetelheid raakte. Pas een halve eeuw later kwam het weer bovendrijven. Tijdens de opening van het Cultureel Centrum Suriname in februari 1954 werd de ouverture weer gespeeld, samen met drie andere stukken. Toen werd geconstateerd dat het weliswaar kundig gecomponeerd was, maar geheel buiten de Surinaamse muziektraditie viel. Door zijn opleiding in Leipzig had Helstone vooral invloeden ondergaan van de muziek van Mendelssohn, Grieg en Brahms.[4][5] In 1963 werd erop teruggekeken bij een opzet van Helstones leven. Daarbij werd opnieuw de inhoud weergegeven en ook werd vermeld dat het werk in het Duits in Berlijn enkele uitvoeringen zou hebben gekregen.[6] Daarna leek de opera voorgoed te verdwijnen.

Synopsis bewerken

Haika Marghanold en zijn vrouw Heloinka krijgen als eerste kind een dochter, maar hadden gehoopt op een zoon. De man besluit daarop een jongetje dat op dezelfde dag geboren is als zijn zoon te beschouwen. Dit is tegen de zin van de goden, die hen straffen door het meisje onweerstaanbaar mooi te maken. Zij verdwijnt van de aarde tijdens een storm. Het tweede kind, Olindo, is wel een zoon. De vader heeft echter zo’n pijn van het overlijden van zijn dochter dat hij vlak daarna ook overlijdt. Moeder en zoon sluiten zich daarop af van de rest van de wereld. Olindo verneemt via via dat zijn zus toch ergens in het noorden zou leven, en onderneemt een reis daarheen. Hij overleeft ternauwernood een schipbreuk. Om zijn zus te vinden en te kunnen terugkeren naar zijn moeder begint hij een boetedoening. In het laatste bedrijf vindt hij zijn zus.[7]

21e eeuw bewerken

Violist John Helstone van het Rotterdams Philharmonisch Orkest, eigenaar van dozen met een archief van een van zijn voorvaderen, nam contact op met zijn nicht Astrid Helstone en haar echtgenoot Diederik Burgersdijk om orde in de chaos te brengen, met hulp van David Bazen, directeur van het Koninklijk Concertgebouworkest. Onderzoek leidde tot de biografie over Helstone door Burgersdijk, getiteld Een opera voor Suriname; over Het pand der goden, de oprichting van het Helstone Fonds als onderdeel van de Foundation Concertgebouworkest, en een (gedeeltelijke) concertante uitvoering door het Concertgebouworkest onder leiding van Otto Tausk op 15 februari 2024. De collectie ging naar het Allard Pierson Museum in Amsterdam. Nakomelingen hoopten op meer belangstelling voor Surinaamse klassieke muziek door de uitvoering.[8]

Concertgebouw premiere bewerken

Karakter Stemtype Amsterdamse Première - 2024
Heloinka Sopraan Judith van Wanroij
Olindo Tenor Lucas van Lierop [en]
Athlolinda Sopraan Aylin Sezer
Een grijsaard Bariton Jasper Leever
Haloff Bariton German Olvera
Halid Bas Jasper Leever
Het dienstpersoneel Koor Cappella Amsterdam