Herbert von Karajan

Oostenrijks dirigent (1908–1989)

Herbert (von) Karajan (Salzburg, 5 april 1908Anif, 16 juli 1989), eigenlijk Heribert Ritter von Karajan en sinds het afschaffen van de adel in Oostenrijk in het bevolkingsregister vermeld als Heribert Karajan, was een Oostenrijkse dirigent en een van de meest prominente naoorlogse musici. Hij dirigeerde vele jaren de Berliner Philharmoniker.

Herbert von Karajan
Herbert von Karajan in 1963
Algemene informatie
Geboren 5 april 1908
Geboorteplaats SalzburgBewerken op Wikidata
Overleden 16 juli 1989
Overlijdensplaats AnifBewerken op Wikidata
Land Vlag van Oostenrijk Oostenrijk
Werk
Jaren actief 1929-1989
Genre(s) Klassieke muziek
Beroep Dirigent
Officiële website
(en) AllMusic-profiel
(en) Discogs-profiel
(en) IMDb-profiel
(en) Last.fm-profiel
(en) MusicBrainz-profiel
Herbert von Karajan dirigeert in 1941
Handtekening
Handtekening
Portaal  Portaalicoon   Muziek

Karajan werd in het Oostenrijkse Salzburg geboren in een Aroemeense familie die oorspronkelijk uit het Griekse Ioannina kwam. Hij studeerde van 1916 tot 1926 aan het Mozarteum in Salzburg, waar hij werd aangemoedigd om te gaan dirigeren.

Familie bewerken

 
Geboortehuis in Salzburg

Herbert von Karajan werd geboren in een oorspronkelijk uit de Noord-Griekse provincie Macedonië afkomstige familie Karajannis (of Karajoannes) van Griekse en Aroemeense herkomst. Hij was de bet-achterkleinzoon van de koopman Georg Karajan, eigenlijk Georgios Johannes Karajannis, eigenaar van een perceel in Chemnitz, en de achterkleinzoon van Theodor von Karajan. Georg Karajan was met zijn vrouw en zijn zonen Demeter en Theodor op 1 juni 1792 door de Saksische keurvorst Friedrich August II in de adelstand verheven. Herbert von Karajans vader werkte als chirurg in Salzburg.

Zijn moeder Marta Kosmač was afkomstig van een Krainische familie; haar vader Mihael Kosmač was in Mojstrana bij Kronau geboren.[1]

Voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog bewerken

Van 1929 tot 1934 was hij eerste Kapellmeister van het Stadttheater in het Duitse Ulm.

In 1933 maakte hij zijn debuut op de Salzburger Festspiele, toen hij de muziek uit de "Walpurgisnachtszene" uit Faust, geproduceerd door Max Reinhardt, dirigeerde. Het daaropvolgende jaar dirigeerde hij, ook in Salzburg, voor het eerst de Wiener Philharmoniker. Twee maanden nadat Adolf Hitler in Duitsland de macht in handen kreeg, op 8 april 1933, werd hij lid van de NSDAP.

Van 1934 tot 1941 dirigeerde hij opera's en symfonieconcerten in het operatheater van Aken.

In 1935 werd Karajan benoemd tot Duitslands jongste Generalmusikdirektor en trad hij op als gastdirigent in Brussel, Stockholm, Amsterdam en andere steden.

In 1937 maakte Karajan zijn debuut met de Berliner Philharmoniker en de Berliner Staatsoper in Fidelio van Beethoven. Hij genoot in 1938 veel succes in Berlijn met Tristan en Isolde van Richard Wagner. Hij kreeg een contract van de Deutsche Grammophon Gesellschaft, voor wie zijn eerste opname een uitvoering van de ouverture van Die Zauberflöte met de Staatskapelle Berlin was. Op 23 januari 1938 dirigeerde Karajan voor de eerste en laatste keer het Concertgebouworkest in Amsterdam.

In 1944 werd hij door Adolf Hitler en Joseph Goebbels op de Gottbegnadeten-Liste gezet, een lijst met de 1.041 belangrijkste kunstenaars van het Derde Rijk. Personen op deze lijst waren vrijgesteld van dienst in het leger.

Naoorlogse jaren bewerken

Zijn eerste naoorlogse concert gaf Karajan in 1946 met de Wiener Philharmoniker in Wenen, maar verder optreden werd hem als gevolg van zijn lidmaatschap van de nazipartij door de Russische bezetters verboden. Die zomer nam hij anoniem deel aan de Salzburger Festspiele en het jaar daarop mocht hij weer optreden.

In 1948 werd hij muzikaal directeur van de Gesellschaft der Musikfreunde in Wenen. Ook trad hij op met het London Philharmonic Orchestra en dirigeerde hij in La Scala te Milaan. Hij was ook van grote betekenis om de Wiener Symphoniker in de na-oorlogsjaren (1946-53) opnieuw een van de beste Oostenrijkse orkesten te maken.

In 1951 en 1952 dirigeerde hij in het Festspielhaus te Bayreuth.

In 1955 werd hij benoemd tot muziekdirecteur voor het leven van de Berliner Philharmoniker als opvolger van Wilhelm Furtwängler. Van 1957 tot 1964 was hij artistiek directeur van de Wiener Staatsoper. Hij was nauw betrokken bij de Wiener Philharmoniker, het London Philharmonic Orchestra en La Scala in Milaan. In Salzburg was hij artistiek leider van de Salzburger Festspiele (1960-1989), en oprichter en leider van het Paas- en het Pinksterfestival.

Tot aan zijn dood in 1989 dirigeerde hij veel en maakte hij ook vele opnamen, in latere jaren met name voor cd. Vele symfonieën uit het klassieke repertoire heeft Karajan vier- of vijfmaal opgenomen, omdat hij gebruik wilde maken van de zich steeds vernieuwende registratiemogelijkheden. Hij liet ook veel van zijn concerten registreren voor film, televisie en video.

Zijn geboorteland onderscheidde hem in 1961 met de Prijs voor wetenschap en kunst; ook was hij ereburger van de stad Wenen. Hij werd doctor honoris causa aan de Universiteit van Oxford.

In muziekkringen wordt Karajan veelal als een van de prominentste uitvoerende musici van de 20e eeuw beschouwd. Aan zijn uitvoeringen valt vooral de aandacht voor de klankschoonheid op. Hij dirigeerde een bijzonder breed repertoire. Hij had met name grote affiniteit met de werken van Wolfgang Amadeus Mozart, Ludwig van Beethoven, Johannes Brahms, Richard Strauss, Anton Bruckner en Jean Sibelius. Pas laat waagde Karajan zich aan de symfonieën van Gustav Mahler en de werken van de Tweede Weense School. Op het gebied van opera excelleerde hij in de werken van Richard Strauss, Richard Wagner, Giuseppe Verdi en Giacomo Puccini.

Karajan ligt begraven in Anif, een voorstad van Salzburg.

Het jaar 2008 stond in het teken van zijn 100e geboortedag en werd gevierd met speciaal opgedragen concerten en speciale cd-edities van zijn beroemde opnamen.

Bibliografie bewerken

  • Das Reichsorchester, die Berliner Philharmoniker und der Nationalsozialismus. Door Mischa Aster. Uitgever Siedler Verlag, 2007, ISBN 978-3-88680-876-2.
  • Annalen van de Operagezelschappen in Nederland 1886-1995, Amsterdam, Den Uitgave van Theater Instituut Nederland, 1996. 1276 p.,

ISBN 978-9-070-89232-6.

  • Jürg Stenzl (Hrsg.): Herbert von Karajan. Der Dirigent im Lichte einer Geschichte der musikalischen Interpretation, Pustet, Salzburg 2008,

ISBN 978-3-7025-0583-7.

  • Eleonore Büning: Karajan, Dirigent. Ein Interpret wird besichtigt, Insel, Frankfurt am Main 2008, ISBN 978-3-458-35027-9.
  • Eliette Karajan: Mein Leben an seiner Seite, Ullstein, Berlin 2008, ISBN 978-3-550-08722-6.
  • Peter Uehling: Karajan. Eine Biographie, Rowohlt, Reinbek bei Hamburg 2006, ISBN 3-498-06884-9.
  • Annemarie Kleinert: Berliner Philharmoniker von Karajan bis Rattle, Jaron, Berlin 2005, ISBN 3-89773-131-2.
  • Richard Osborne: Herbert von Karajan. Leben und Musik, Zsolnay, Wien 2002, ISBN 3-552-05171-6. dtv, München 2008, ISBN 978-3-423-34477-7.
  • Michelangelo Zurletti: La direzione d'orchestra : grandi direttori di ieri e di oggi, Firenze: Ricordi, 2000. ISBN 978-8-809-01730-6
  • Paul E. Bierley, William H. Rehrig: The heritage encyclopedia of band music : composers and their music, Westerville, Ohio: Integrity Press, 1991, ISBN 0-918048-08-7.
  • Leonardo Pinzauti: Variazioni su un tema : ritratti di musicisti dal vivo e a memoria, Firenze: Passigli Editori, 1991, 151 p.
  • Wolfgang Stresemann: "Ein seltsamer Mann..." Erinnerungen an Herbert von Karajan, Ullstein, Berlin: Ullstein 1991. Neuauflage: List, München 2008, ISBN 978-3-548-60827-3.
  • Wolfgang Stresemann: ... Und abends in die Philharmonie - Erinnerungen an große Dirigenten, Frankfurt am Main, Berlin, Wien: Ullstein 1985. 279 p.
  • André Tubeuf: Le Festival de Salzbourg, Paris: Sand, 1989. 235 p. ISBN 978-2-710-70437-9.
  • Alain Pâris: Dictionnaire des interprètes et de l'interprétation musicale au XXe siècle, Paris: Robert Laffont, 1989. 906 p., ISBN 2-221-50323-6.
  • Roger Vaughan: Herbert von Karajan. Ein biographisches Porträt, Frankfurt am Main, Berlin: Ullstein 1986. 350 S.
  • Hans-Jakob Krober: Herbert von Karajan: der Magier mit dem Taktstock, München: Droemersche Verlagsanstalt Knaur, 1986. 201 p.
  • Enzo Valenti Ferro: Los directores : Teatro Colón 1908-1984, Buenos Aires: Ediciones de Arte Gaglianone, 1985, 406 p.
  • Ernst Haeusserman: Herbert von Karajan - eine Biographie, München: Goldmann; Mainz: Schott 1983. 315 p., ISBN 3-442-33100-5.
  • Robert C. Bachmann: Karajan. Anmerkungen zu einer Karriere, Econ, Düsseldorf-Wien 1983, ISBN 3-430-11109-9.
  • Paul Robinson: Herbert von Karajan, Rüschlikon: Müller, 1981. 256 p.