Gebruiker:DennisPeeters/Werkpagina Testpagina/Werkpagina3


TO DO LIST!!


Medische experimenten

De medische experimenten in de Tweede Wereldoorlog waren door nazi-Duitsland uitegevoerde proeven op grote aantallen concentratiekampgevangenen. De gevangenen werden vrijwel altijd gedwongen mee te doen aan de proeven, zonder geïnformeerd te worden over de eventuele gevolgen. Vaak volgde de dood of blijvende mentale en/of lichamelijke schade.

De proeven kwamen voort uit het verlangen van de nazitop naar een zuiver ras, maar ook uit militaire overwegingen. Veel proeven waren namelijk gericht op het herstel van militairen of het ontwikkelen van nieuwe wapens.


meeste kampen zogenaamde Sonderbehandlungen zie bv. link mauthausen

Achtergrondinformatie

bewerken

Auschwitz

bewerken
  Zie Medische experimenten in Auschwitz voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
  • Sterilisaties
  • Baarmoederhals(kanker)
  • Wegnemen en bewaren van organen
  • Diverse (nieuwe) geneesmiddelen testen van Bayer (IG Farben)
    • Verschillende preparaten waaronder Preparaat 3582 (tyfus)
  • Onderzoek doen naar 'smoesjes' van dienstweigeraars > toxicologisch middelen op huid
  • Onderzoek naar flegmonen en abcessen

Mengele

  • Chirurgie en proeven met noma
  • Sterilisatie en zwangerschap
  • Kleur van de ogen
  • Dwergen (skeletten)
  • Malaria en tyfus
  • Antropometrie
  • Tweelingen

Buchenwald

bewerken

De experimenten in Buchenwald zijn vooral berucht geworden vanwege de samenwerking met enkele grote Duitse bedrijven, zoals Bayer.

Geneesmiddelen

bewerken

In november 1939 werden er al proeven uitgevoerd om geneesmiddelen tegen dysentrie te vinden. Op zeker zestig gevangenen werden ten minste twee preparaten uitgeprobeerd. Tevens werden er bloedmonsters genomen, die voor onderzoek naar laboratoria van IG Farben werden gestuurd. De exacte omvang en resultaten hiervan zijn niet bekend, net als het aantal dodelijke slachtoffers.

De meest beruchte experimenten in Buchenwald zijn die met vlektyfus. Met name aan het oostfront hadden de Duitse soldaten te kampen met vlektyfus. Oorzaken hiervan waren de slechte hygiëne en het contact met Russische krijgsgevangenen, die met eenzelfde probleem kampten en ook in grote getale leden aan vlektyfus. Een vaccin tegen vlektyfus werd door de Duitsers dan ook noodzakelijk geacht. De Duitse troepen kregen wel al de bestaande tyfusvaccins toegediend, maar deze bestreden hooguit de symptomen. Daarom werd er in december 1941 op een conferentie in Berlijn besloten dat er nieuwe vaccins moesten worden uitgeprobeerd op mensen. Het Duitse bedrijf Behring Werke kreeg de opdracht dit vaccin te produceren. Het bedrijf was erin geslaagd de bacterie te ontwikkelen of cultiveren op eierschalen en niet op luizen, de eigenlijke besmettingsbron. Buchenwald werd aangewezen als plaats waar men de vaccins op gevangenen kon uitproberen.[1]

Voor de oorlog had prof. Rudolf Stefan Weigl al een vaccins geproduceerd dat de bacterie ontwikkelde en cultiveerde op luizen, maar dit bleek niet effectief te produceren: voor een klein beetje vaccins had men verhoudingsgewijs erg veel luizen nodig. Bovendien kon het vaccin de ziekte er niet van weerhouden te ontstaan. Ook in Parijs had men voor de oorlog een vaccin ontwikkeld en uitgeprobeerd op dieren, maar ook hier bleek het vaccin de ziekte niet te kunnen voorkomen of de verspreiding te stoppen. Tijdens de oorlog werden er met wisselend succes vaccins geproduceerd, maar verder dan symptoombestrijding kwamen de ontwikkelingen aanvankelijk niet.

Johannes Ipsen – in dienst bij het Serum Instituut in Kopenhagen – was actief betrokken bij de ontwikkeling van een tyfusvaccin voor de Duitsers. Uiteindelijk kwamen de Duitsers met Ipsen overeen dat ze begin 1944 een groot aantal in Denemarken geproduceerde vaccins naar Buchenwald zouden sturen. In het concentratiekamp werden ze ingezet tijdens experimenten op vijftig gezonde politieke gevangenen.[2] Tenminste dertig van hen werden geïnfecteerd met het zogenaamde Ipsenvaccin.

Dachau (nog bewerken; rechtstreeks gekopieerd van Dachau (concentratiekamp)

bewerken

Net als in andere concentratiekampen werden ook in Dachau medische experimenten uitgevoerd. Himmler stelde in 1942 vast dat er een onbeperkt aantal gevangenen voor de experimenten beschikbaar waren gesteld. De medische experimenten stonden onder leiding van SS-arts Claus Schilling. Schilling is na de oorlog berecht en ter dood veroordeeld door ophanging.[3]

Luchtdrukverschillen

bewerken

Op 22 februari 1942 begonnen de Duitsers aan een serie experimenten met betrekking tot luchtdrukverschillen. Aanleiding hiervan was dat Duitse vliegers problemen ondervonden bij het vliegen op grote hoogte.[3] Het onderzoekslaboratorium van de Luftwaffe liet een decompressiekamer in Dachau installeren. Hierin kon men exact dezelfde omstandigheden nabootsen, die de vliegers op grote hoogte ondervonden.

Men onderzocht hoe het menselijk lichaam reageerde bij een snelle stijging naar meer dan twintig kilometer hoogte en bij een plotseling val van die hoogte. SS-arts Sigmund Rascher had de leiding over dit project waar meer dan tweehonderd gevangenen aan deelnamen. Zeventig tot tachtig gevangenen overleefden de experimenten niet.[4]

Malaria

bewerken

Op 23 februari 1942 begon Claus Schilling met zijn onderzoek naar een medicijn voor de tropische ziekte malaria. Aan dit experiment deden 1100 gevangenen mee.[4] De gevangenen werden geïnjecteerd met malaria. Hierna probeerde Schilling diverse methodes uit om de ziekte te bestrijden. Hij ging door met de experimenten tot 5 april 1945.[4]

Indien gevangenen ernstig ziek waren geworden en dreigden te sterven aan de gevolgen van malaria, dan werden ze naar een andere afdeling van het Revier (ziekenafdeling) overgebracht. Bij het overlijden aldaar, werd nooit de doodsoorzaak malaria opgegeven.[3]

Onderkoeling

bewerken

Op 15 augustus 1942 begonnen de Duitsers ook met experimenten die betrekking hadden op de onderkoeling van het menselijk lichaam. Ernst Holzlöhner, Erich Finke en Sigmund Rascher waren aangewezen om te onderzoeken hoe ze onderkoelde piloten langer in leven konden laten. Het kwam in die tijd regelmatig voor dat Duitse piloten in zee waren gevallen en nadat ze uit het water werden gered alsnog om het leven kwamen vanwege de onderkoeling.

De experimenten werden uitgevoerd in een speciaal hiervoor geïnstalleerd waterbassin. Dit bassin, van twee bij drie meter en anderhalve meter diep, werd gevuld met ijskoud water. De gevangenen werden in dit bassin geplaatst en na een bepaalde tijd werden ze uit het water gehaald. Hierna begon de voor de Duitsers interessante fase van het project: de juiste manier van opwarmen vinden. De meest effectieve manier van opwarmen bleek een bad te zijn van 38 graden Celsius.[3] Aan dit experiment deden ongeveer driehonderd gevangenen mee, waarvan er tussen de tachtig en negentig om het leven zijn gekomen.[3]

SS-arts Rascher ging nog een stap verder in dit proces. Nadat het besluit was gevallen om, vanwege gebrek aan resultaat, te stoppen met deze experimenten, ging hij toch verder. Tot aan mei 1943 probeerde hij te onderzoeken of schotwonden van invloed waren op de overlevingskansen bij onderkoeling. De SS nam de arts vanwege zijn wangedrag later gevangen.[3]

Overige proeven

bewerken

Naast deze drie voornaamste proeven, zijn er in Dachau nog meer experimenten met gevangenen uitgevoerd. Veel experimenten stonden in dienst van de Luftwaffe; zo werd bezien hoelang een mens buiten zuurstof kon en hoeveel G-krachten iemand kon verdragen. Ook het drinkbaar maken van zeewater behoorde tot de experimenten

Over de resultaten van deze proeven is weinig bekend. Eveneens is het onduidelijk hoeveel gevangenen hebben deelgenomen aan deze experimenten. Het is dan ook lastig in te schatten hoeveel slachtoffers zijn gemaakt tijdens deze experimenten. Wel bekend is dat velen de experimenten niet overleefden, terwijl de meeste overlevenden blijvende invaliditeit hadden.

In achterhoofd houden

bewerken
  • Luchtdruk
  • Malaria
  • Onderkoeling
  • Diversen, zoals maximale tijd zonder zuurstof, maximale G-krachten, drinkbaar zeewater

Mauthausen

bewerken

In Mauthausen werden proeven gedaan met vaccins tegen cholera en tyfus. Daarnaast werden er zogenaamde 'hongerexperimenten' uitgevoerd.

Voedingsexperimenten

bewerken

Mauthausen is vooral berucht geworden vanwege de voedingsexperimenten. De proeven werden uitgevoerd op invalide, gehandicapte of zwaar ondervoede gevangenen. Er werden driehonderdzeventig personen uitgekozen, waarvan er honderdvijftig maandenlang uitsluitend een dik, soepachtig mengel van grofkorrelige granen zonder zout te eten kregen.[5] Deze gevangenen kregen geen brood of vlees te eten, waardoor na een paar weken de nieren, spijsvertering en bloedsomloop dusdanig verstoord was, dat ze hongeroedeem kregen. Regelmatig ging dit gepaard met een ontsteking aan de dikke darm. Achtenveertig proefpersonen waren er zo slecht aan toe, dat de nazi's ze onbruikbaar achtten. Ze werden gedeporteerd naar Schloss Hartheim, waar ze werden vergast.

De experimenten stonden onder leiding van professor Ernst-Güther Schenck, de voedingsinspecteur van de SS in concentratiekampen. Uit een door hem gepubliceerd overzicht op de militaire academie in Berlijn begin 1945, bleek dat 116 van de 370 gevangenen om het leven was gekomen tijdens de voedingsexperimenten, die plaatsvonden tussen december 1943 en juli 1944. Schenck kwam tot de conclusie dat de meeste gevangenen lastkregen van steenpuisten en hongeroedeem.

Schenck werd wel aangeklaagd voor zijn daden, maar werd niet schuldig bevonden, omdat de voedingsexperimenten in principe een verbetering waren, daar de gevangenen bijna eens zoveel calorieën binnenkregen.

Tyfus en cholera

bewerken

In Mauthausen werden ook proeven gedaan met verschillende vaccins tegen tyfus en cholera. Van deze experimenten werden zeventienhonderd personen het slachtoffer. De proeven stonden onder leiding van doctor Karl Gross en werden uitgevoerd tussen 5 februari en 18 april 1943. De vaccins - allen geproduceerd door Behring-Werke - werden in de linker of rechter zijkant van de borst ingespoten. Gross constateerde na twee maanden dat ruim een derde van de proefpersonen bulten en gezwellen had gekregen, nadat de ziekte door het bloed was verspreid. De meeste personen die deelnamen aan de proeven stierven aan de gevolgen ervan. De overlevenden kwamen vrijwel altijd terecht in de ziekenboeg en werden in de meeste gevallen gedeporteerd naar Schloss Hartheim, waar ze werden vergast.

Het resultaat van deze experimenten toonde aan welke gevolgen een tyfus- of cholera-epidemie in de kampen had.

Overige experimenten

bewerken

Vaak gebruikte de artsen zieke, gehandicapte of arbeidsongeschikte mensen voor de experimenten, maar doctor Hermann Richter experimenteerde op volledig gezonde mensen. Hij verwijderde organen als de maag, lever, nieren of delen van de hersenen om vast te stellen hoe lang iemand zonder deze organen kon leven.[6]

In het satellietkamp Gusen voerde doctor Helmut Vetter, eerder al actief in Auschwitz, experimenten uit op gevangenen die waren besmet met tuberculose. Hij probeerde de medicamenten van IG Farben, ruthenol en preperaat 3582, uit op gevangenen. Vettel handelde met medeweten en wellicht in opdracht van het farmaceutisch bedrijf.[6]

Daarnaast werden er nog diverse medische experimenten uitgevoerd door diverse artsen. Hieronder bevond zich de beruchte arts Aribert Heim, die gevangenen vrijheid beloofde in ruil voor een kleine, pijnloze medisch experiment. Vrijwel al zijn 'patiënten' kwamen tijdens de ingrepen om het leven.

Natzweiler-Struthof

bewerken

In Natzweiler-Struthof werden er experimenten gedaan met gif- en mostergas. Daarnaast werd dit kamp berucht vanwege de vitamine- en virusonderzoeken die er plaatsvonden.

Skelettencollectie

bewerken

Op 2 augustus 1943 kwam er een transport van 86 Joden aan in Natzweiler-Struthof. Het transport was afkomstig uit Auschwitz en de gevangenen werden na aankomst direct vergast.[7] Direct nadat de dood was ingetreden, werden de lichamen voor 'onderzoeksdoeleinden' overgebracht naar de Universiteit van Straatsburg, waar ze in de kelder werden bewaard. Wat de artsen precies hebben onderzocht en de resultaten daarvan zijn niet bekend.

Gif- en mosterdgas

bewerken

Na het almaar durende bureaucratisch gesteggel om de benodigde proefpersonen voor de virusonderzoeken te krijgen, besloot men in Natzweiler alvast aan te vangen met andere proeven. Chefarts Karl Wimmer, een specialist op het gebied van gas, had de leiding over deze proeven. Hij deed een reeks proeven met vloeibaar gif- en mosterdgas.

Het gas werd direct op de huid gestreken, geïnhaleerd of geïnjecteerd.[8] Circa tien uur later zat het lichaam onder de brandwonden, waarbij de gevangenen ontzettende pijn hebben geleden. Een aantal proefpersonen werd zelfs blind.[9] Het proces werd in zijn geheel bijgehouden door de artsen. De gevangenen moesten zich dagelijks late fotograferen, zodat de ontwikkelingen van de brandwonden duidelijk zichtbaar werden. Na ruim vijf dagen stierven de eerste personen ten gevolge van dit experiment. Vaak waren de longen of andere ingewanden dusdanig aangetast, dat de persoon kwam te overlijden.

Het exacte aantal gevangenen dat deelnam aan deze proeven is niet bekend. Derhalve is het ook niet bekend hoeveel dodelijke slachtoffers er zijn gevallen. Karl Wimmer werd in april 1943 overgeplaatst naar het 11. Fliegerkorps, waarna nooit meer iets van hem is vernomen. Hij is derhalve niet veroordeeld voor zijn daden.

Vitamineproeven en virusonderzoeken

bewerken

August Hirt had het algehele toezicht op de experimenten in het kamp. Hij had samen met enkele collega's van de Universiteit van Straatsburg een plan opgesteld om proeven met vitaminen uit te voeren. Naast de vitamineproeven werd er ook nog virusonderzoek gedaan. Wolfram Sivers, medewerker van de Ahnenerbe, hielp ook mee met de proeven.

Aanvankelijk was het de bedoeling om gevangenen in Dachau vitamine A toe te dienen, waarna Hirt in Natzweiler-Struthof de proeven zou voortzetten. Door bureacratisch gesteggel - wie betaalde wat? - tussen de kampleiding en de SS, zorgde voor een flinke oponthoud.

Hirt liet het Virusonderzoek over aan zijn collega dr. Niels Eugen Haagen, specialist op het gebied van virus- en tumoronderzoek. Haagen was al in 1941 naar de Universiteit van Straatsburg gekomen en startte in mei 1943 met de vlektyfusexperimenten in Natzweiler-Struthof. Haagen was er namelijk eerder dat jaar in geslaagd om een mogelijk vaccin tegen vlektyfus te ontwikkelen. Hij wilde dat vaccin uitproberen op gevangenen in het kamp, maar daarvoor had hij wel proefpersonen nodig. Haagen was geen lid van de SS en moest daarom elke bezigheid verantwoorden. Wolfram Sievers stond hem tijdens deze onderzoeken bij, waardoor hij uiteindelijk de beschikking kreeg over voldoende proefpersonen. Ondertussen kreeg hij ook de opdracht om het tyfusvaccin dat door Johannes Ipsen in Kopenhagen was ontwikkeld ook te testen op de gevangenen. Dit vaccin was eerder in Buchenwald uitgeprobeerd en zou nu kunnen worden vergeleken met Haagens vaccin.

Na het uitvoeren van veel experimenten, kwam Haagen tot het oordeel dat de anti-infectueuze werking niet was bewezen en nieuwe experimenten nodig waren. Sievers liet hierdoor nog meer proefpersonen naar Natzweiler-Struthof transporteren, die moesten deelnemen aan de proeven. Hoeveel doden er uiteindelijk vielen door deze proeven is niet te zeggen, maar gezien Haagens klachten over de conditie van veel proefpersonen, zijn er veel personen bij om het leven zijn gekomen.[10]

August Hirt, toezichthouder en medewerker van diverse experimenten en initiatiefnemer achter de skelletencolletie, dook in eerste instantie nog onder, maar pleegde in juni 1945 zelfmoord. Haagen werd diverse malen opgepakt, veroordeeld en weer vrijgesproken. Uiteindelijk werkte hij nog jaren bij een instituut dat onderzoek deed naar virussen bij dieren. Hij schreef bovendien een boek over virusziekten bij mensen.

Neuengamme

bewerken

In Neuengamme werden er experimenten gedaan om geneesmiddelen te vinden tegen tuberculose en vlektyfus.

Tuberculose

bewerken

De tuberculoseproeven stonden onder leiding van dr. Kurt Heissmeyer. Heissmeyer had voor de oorlog als longarts gewerkt in het vrouwensanatorium in Hohenlychen. Heissmeyer had in de eerste jaren van de oorlog experimenten gedaan op dieren. Hij infecteerde de dieren met diverse ziekten, maar was de mening toegedaan dat de preoven met dieren niet dezelfde academische waarde hadden als wanneer ze op mensen werden uitgevoerd.

Tijdens zijn onderzoek naar een geneesmiddel voor tuberculose werd Heissmeyer bijgestaan door dr. Othmar von Verschuer. Mede via Verschuer kreeg Heissmeyer een baan als onderzoeker in Neuengamme aangeboden. Hij kreeg voor zijn onderzoek ruim honderd gevangenen. Een deel ervan was al besmet met tuberculose, terwijl bij het andere deel de lymfeklieren onder de oksles werden verwijderd , waarna de ziekte werd geïnfecteerd. Onder de gevangenen zaten circa twintig kinderen in de leeftijdscategorie tussen vijf en twaalf jaar.

De gevangenen hadden zwaar te lijden onder de proeven. De kinderen werden met tuberculosebacillen geïnfecteerd in hun schouder, terwijl oudere gevangenen werden geïnfecteerd in een opengesneden stuk huid onder het schouderblad.[11] Deze manier van infecteren zorgde ervoor dat de schouder helemaal opzwol en erg pijnlijk werd.
Heissmeyer infecteerde ook diverse gevangenen via een sonde die rechtstreeks in de longen werd ingebracht. Van alle gevangenen werden nadien röntgenfoto’s gemaakt. De proeven zorgde ervoor dat de gevangenen hoge koorts kregen. Ook werden bij gevangenen de geïnfecteerde lymfeklieren – als men deze niet in een eerder stadium had verwijderd – uitgesneden en voor nader onderzoek naar een kliniek in Hohenlychen gebracht.

Heissmeyer was vaak maar een dag per week in het kamp aanwezig. Hij koos nieuwe proefpersonen uit, onderzocht de zieken en leidde executies van mensen met wie hij ‘klaar’ was. Na de executie sneed hij de meeste personen open. Circa dertig gevangenen overleefden deze experimenten.

Heissmeyer wist aanvankelijk – met zijn hele experimentele documentatie – te ontsnappen. Hij hield zich jarenlang schuil, opende later een eigen longkliniek, maar werd in 1963 in Oost-Duitsland alsnog gearresteerd. In oktober 1966 werd hij voor de experimenten op gevangenen veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf.

Vlektyfus

bewerken

Mühlens probeerde middels biochemische proeven een geneesmiddel voor vlektyfus te ontdekken. In het voorjaar van 1942 werd Neuengamme door een epidemie getroffen. Mühlens had daardoor voldoende proefpersonen voorhanden om te behandelen met niet eerder geteste sulfanomiden.

Het exacte aantal slachtoffers van deze experimenten is niet bekend. Ook de resultaten ervan zijn niet bekend. In 1944 werden de proeven weer hervat. Ditmaal stonden ze onder leiding van prof. Ludwig Werner Haase. Hij kreeg circa honderdvijftig gevangenen tot zijn beschikking. De proefpersonen werden enkele weken gedwongen een stikstofmedicament in te nemen dat als tegengif moest dienen. Ook het resultaat van deze experimenten onbekend gebleven. Zowel Mühlens als Haase zijn na de oorlog niet veroordeeld voor hun daden.[12]

Ravensbrück

bewerken
  • 'Sulfonamidebehandelingen'
    • Ziekteverloop constateren van o.a. miltvuur, streptokokken en stafylokokken.
    • Experimenteren met 'gewone' wondinfecties (zelfde als de soldaten aan het front)
  • Bottransplantaties
  • Beenspieren of -zenuwen verwijderen en herstel ervan onderzoeken
  • Benzine/Petroleum in aderen spuiten

Sachsenhausen

bewerken

In Sachsenhausen, gelegen ten noorden van Berlijn, werden experimenten uitgevoerd met gif(gas) en er werd hepatitisonderzoek gedaan. In het concentratiekamp werden proefpersonen onderworpen aan testen met fosgeen- en mosterdgas om te onderzoeken op welke manier men slachtoffers van gasaanvallen kon behandelen.

Gif(gas)

bewerken

In concentratiekamp Sachsenhausen probeerde men diverse vormen van vergiftiging uit op gevangenen, met name door middel van gifgas. Dr. Albert Widmann had sinds september 1941 proeven gedaan voor ontwikkelen van nieuwe moordmethodes, waaronder het gebruik van gifgas op zwakbegaafden in Minsk. Hij werd overgeplaatst naar Sachsenhausen om zijn onderzoek naar de werking van het gifgas voort te zetten. Widmann was onder meer betrokken bij de ontwikkeling van de gaswagens. In Sachsenhausen voerde hij de experimenten vooral uit op Russische krijgsgevangenen. Widmann ontwikkelde voor de proeven onder andere een blauwzuurampul en een handgranaat met gifgas, die potentiële tegenstanders moest uitschakelen.

Naast het ondergaan van experimenten in deze vorm, voerde Widmann ook experimenten uit met extracten van monnikskapwortel. Het gif moest direct in de bloedbaan van het slachtoffer komen. Om dit te bewerkstelligen, schoten de artsen de slachtoffers met gifpatronen met een kaliber van 7,65 mm in het dijbeen. Na ongeveer twintig minuten kreeg het slachtoffers motorische storingen, waardoor hij zijn handelingen niet meer goed onder controle had. Na drie kwartier stond het schuim hem om de mond en moest hij overgeven. Een uur na de vergiftiging werd de ademhaling bemoeilijkt en werkten de kniereflexen niet meer. De slachtoffers hadden geen controle meer over de spieren, waardoor ze allerlei rare bewegingen gingen maken, en blaas, zodat ze begonnen te urineren. Na maximaal drie uur was bij alle proefpersonen de dood ingetreden.

Deze experimenten stonden onder supervisie van dr. Otto Adam en dr. Olois Gaberle, die ook proeven met cyaankalicapsules bij gevangenen deden. Een enkele keer kwam het voor dat experimenten onder toezicht stonden van dr. Enno Lolling, die de leiding over de geneeskundige dienst in het kamp had.

In 1962 werden Adam en Gaberle tijdens de Sachsenhausen-processen aangeklaagd voor hun daden. Adam werd door de rechtbank van Münster vrijgesproken en Gaberle werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en drie maanden.

Het aantal slachtoffers van de experimenten met gif is niet bekend, de schatting ligt op ongeveer twintig slachtoffers.

Hepatitisonderzoek

bewerken

Aan het oostfront liepen Duitse troepen vanwege verontreinigd drinkwater steeds vaker hepatitis op. Het kwam zelfs voor dat meer dan de helft van een compagnie ziek was. De SS gaf daarom steeds meer prioriteit aan hepatitisonderzoek. De militaire medische academie, die onder leiding stond van dr. Arndold Dohmen, lanceerde een programma in samenwerking met dr. Karl Brandt, de lijfarts van Adolf Hitler. Bepaald werd dat Sachsenhausen gevangenen moest leveren, die voor de proeven bruikbaar waren. Het ging aanvankelijk om gevangenen, waaronder elf kinderen, die afkomstig waren uit Auschwitz.

In september 1944 kwamen de gevangenen aan in Sachsenhausen. Ze werden hierna enige tijd geïsoleerd gehouden. Met behulp van een sonde en een dunne, rubberen slang, die via de slokdarm werd ingebracht, werden culturen met hepatitisbacteriën rechtstreeks in de maag van de slachtoffers gebracht. Na het inbrengen van de bacteriën, werd er veelvuldig bloedonderzoek gedaan bij de gevangenen. In december werd het laboratorium waarin de proeven plaatsvonden bij een bomaanval verwoest. Dohmen besloot hierop de experimenten af te breken.

Overige kampen

bewerken

Slachtoffers

bewerken

[[Categorie:Holocaust] ]