Frank Heynick (New York, 22 december 1946) is een Amerikaanse dromenonderzoeker en -theoreticus, psycholinguïst en medisch historicus wiens onderzoek vooral stoelt op Duitse bronnen.

Carrière bewerken

Heynick studeerde Industriële vormgeving aan de Brooklyn Technical High School en geschiedenis aan het Hunter College in New York en de Universiteit van Reims (Frankrijk). Hij behaalde een Master of Arts in Toegepaste Linguïstiek aan de Columbia-universiteit in New York en vervolgde zijn studie Psycholinguïstiek aan de Universiteit van Nijmegen (Nederland). Aan de medische faculteit van de Rijksuniversiteit Groningen promoveerde hij op het proefschrift Theoretical and empirical investigation into verbal aspects of the Freudian model of dream generation. [1][2]

Dromenonderzoek bewerken

Heynick merkte op dat hoewel dromen eeuwenlang als visueel proces werden beschouwd, dromen geen 'stomme films' waren. Ze hadden ook een 'soundtrack' bestaande uit dialogen van de erin voorkomende figuren.

Heynick baseerde zich daarbij op het werk van de psychiater Emil Kraepelin van rond de eeuwwisseling naar de 20e eeuw. Kraepelin wordt, net zoals Freud, beschouwd als een van de grondleggers van de moderne psychiatrie, maar zijn benadering was meer somatisch, niet gericht op neurosen en vooral op de etiologie en classificatie van psychosen. Kraepelin was niet geïnteresseerd in Freuds werk over dromeninterpretatie. Toch besteedde hij vrij veel aandacht aan (zijn eigen) dromen, wat onder andere leidde tot zijn in 1906 gepubliceerde monografie Über Sprachstörungen im Traume. Deze studie omvatte meer dan 200 casestudies van expliciet verbale taal in dromen, die bijna geheel gebaseerd waren op zelfobservatie en duidelijk selectief waren samengesteld (Kraepelin was alleen geïnteresseerd in afwijkende casestudies). Voor zijn proefschrift herhaalde Heynick Kraepelins werk door monsters te verzamelen van meer dan 700 dromen van ruim 100 mensen onder strikt gecontroleerde experimentele omstandigheden. Zijn onderzoek toonde aan dat spreken in dromen meestal grammaticaal correct is, vaak syntactisch complex en meestal aangepast aan de context van het droomscenario. [3]

Heynick bekritiseerde de destijds heersende theorieën over dromengeneratie, namelijk de psychoanalytische opvatting van de neurofysiologische activeringssynthesehypothese, als onvoldoende voor het classificeren van verbale droominteractie. Heynick was daarentegen aanhanger van het toen nieuwe psychoneirische model van dromengeneratie, de tegenhanger van het psycholinguïstische model van taalgeneratie. [4]

Eind jaren tachtig was Heynick gastonderzoeker aan het Max Planck Instituut voor Psychiatrie in München, vroeger Kraepelins Duitse onderzoeksinstelling, om meer dan 200 nieuw ontdekte casestudies van verbale dromenspraak te analyseren die Kraepelin in de eerste twee decennia na de publicatie van zijn monografie uit 1906 schriftelijk had vastgelegd.

In 1992 publiceerde Heynick de resultaten van zijn onderzoek in boekvorm Language and its Disturbances in Dreams: The Pioneering Work of Freud and Kraepelin Updated met daarin zowel Heynicks Engelse vertaling van Kraepelins droommonografie als zijn nieuw ontdekte casestudies en zijn vertalingen van de werken van Duitstalige tijdgenoten van Kraepelin, namelijk Ernst Meumann, Friedrich Hacker en Alfred Hoche. [5] [6]

In Nederland droeg Heynick bij aan het populairwetenschappelijke begrip van dromenpsychologie met zijn boek Berichten uit Dromenland uit 1992. Bovendien schreef hij het leerboek Dromen: Fantasie en Werkelijkheid, dat de basis was van een bij Teleac uitgezonden televisieserie. [7] [8]

Controverse over taalkundige relativiteit bewerken

In 1979 publiceerde Heynick in het kader van de herdenking dat Albert Einstein honderd jaar oud zou zijn geworden [9] een uitgebreide kritiek op de invloedrijke Whorf-hypothese. In de jaren dertig van de twintigste eeuw had de ingenieur en taalkundige Benjamin Lee Whorf als hypothese geformuleerd dat de oorspronkelijke bewoners van de huidige staat Arizona door de structuur van hun taal een concept van tijd hadden dat zou verschillen per waarnemer en waarin geen gelijktijdigheid mogelijk was. Heynick benadrukte onder andere dat Whorf te veel geneigd was om 'relativistische' begrippen in zijn taalkundig-antropologisch data te zien. [10]

Geschiedenis van de geneeskunde bewerken

In 2002 publiceerde Heynick de 600 pagina's tellende monografie Jews and Medicine: An Epic Saga, waarin hij de geschiedenis beschreef van de, gemeten aan hun voortdurende minderheidsstatus, opmerkelijk grote bijdrage van Joodse theoretici en uitvoerders in de ontwikkeling van de geneeskunde vanaf de tijd van het Oude Testament tot aan de twintigste eeuw. Meer dan een derde van deze studie is gewijd aan de prestaties van Duitstalige Joodse mensen (inclusief binnen Nazi-Duitsland). Speciale aandacht wordt daarbij besteed aan Ferdinand Cohn, Jakob Henle, August von Wassermann, Sigmund Freud, Otto Loewi, Karl Landsteiner en Otto Warburg en in het bijzonder Paul Ehrlich en zijn 'Magic bullet'. [11] [12] [13]

Tijdens de Covid-19-pandemie publiceerde Heynick meer dan tien wetenschappelijke en populair-wetenschappelijke artikelen in het Duits, Nederlands en Engels over het virus en de effecten ervan. [14] [15] [16] [17]

Diversen bewerken

Sinds 1999 heeft Heynick meer dan 30 artikelen over industrieel design en architectuur gepubliceerd, de meeste in het Nederlandse tijdschrift Product. Hij raakte daarmee betrokken bij de controverse in de media over de wederopbouw van het verwoeste World Trade Center. [18] [19]

Heynick bouwde in Groningen een mini-Europa-model, waarvan de afzonderlijke secties zijn gebaseerd op Bremen, Leer (Oost-Friesland), Luzern, Groningen en Delfshaven. Het model werd onder meer tentoongesteld in de ontvangstruimten van twee New Yorkse ziekenhuizen. [20] [21]

Vervolgens bouwde hij de wolkenkrabberstad Mini-Gotham, waarvan de filmopnamen op YouTube tot nu toe door meer dan vier miljoen kijkers zijn bekeken. [22]