Fort de Ruyter ligt ten oosten van de Buitenhaven in Vlissingen, in de Nederlandse provincie Zeeland. Het is een nooit voltooid kustfort, waarvan de bouw in 1913 is begonnen. Nadat het werk enkele keren is stilgelegd, is de bouw van het fort rond de jaarwisseling 1919–1920 definitief gestaakt. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is een deel van de fundamenten van Fort de Ruyter van een dak voorzien en gebruik als munitieopslag voor een Duitse luchtafweerbatterij. Na de oorlog zijn de betonnen fundamenten opgeblazen en het fort biedt tegenwoordig de aanblik van een moderne ruïne.

De restanten van Fort de Ruyter in 2011

Historie bewerken

Na de Engelse aanval in 1809 worden er op last van Napoleon in en rond Vlissingen grootschalige verdedigingswerken en een linie van forten aangelegd. Ten oosten van Vlissingen bouwden de Fransen het Fort Saint Hilaire: een zevenhoekig vestingswerk met een bomvrije toren, omgeven door een gracht en uitgerust met een zware kustbatterij van 50 kanonnen.[1] Na het vertrek van de Franse militairen in 1814 kreeg het fort de naam De Ruyter. Het verloor in 1867 zijn functie waarna het werd gesloopt.

Kustfort bewerken

De eerste plannen om een nieuw fort bij Vlissingen te bouwen stammen uit 1903. De 'Staatscommissie inzake de samenwerking tussen Land- en Zeemacht' bracht in dat jaar rapport uit waarin aanbevelingen voor de verbetering van de kustversterkingen werden gedaan. In deze eerste plannen zou bij Vlissingen een kustfort gebouwd moeten worden op de plek van het oude Fort de Ruyter. Het fort zou bewapend worden met 4 in gietstalen koepels geplaatste kanonnen met een kaliber van 28 cm, 2 eveneens in geschutskoepels geplaatste stukken 12 cm geschut en nog vier stukken 7,5 cm geschut[2].

Al sinds de eerste plannen was de bouw van het Fort de Ruyter bij Vlissingen omstreden. De Nederlandse defensie achtte het fort noodzakelijk ter verdediging van Vlissingen met haar havens en scheepswerf De Schelde. Britse, Franse en Belgische kranten uitten bezwaren. Het Duitse staalconcern Krupp zou de kostbare geschutskoepels leveren, en daarom was Duitsland vóór de bouw het nieuwe fort.

Ondanks de internationale bezwaren besloot de Tweede Kamer op 6 mei 1913 tot de bouw van het nieuwe fort bij Vlissingen waar 5.360.000 gulden voor werd uitgetrokken[3]. In het Staatsblad nr. 375 van 30 september 1913 werd vastgesteld dat het nieuwe kustfort de naam Fort de Ruyter zou krijgen[4]. Tegelijkertijd met de bouw van het Fort de Ruyter werd bij Huisduinen, ten zuiden van Den Helder, een vrijwel identiek fort gebouwd (Fort Kijkduin). In juni 1926 is Fort de Ruyter officieel als vestingwerk opgeheven[5].

Het duurde tot 1937 voor er opnieuw gewerkt werd aan het onvoltooide Fort de Ruyter. In het kader van een werkverschaffingsproject werden de wallen en hooggelegen gronden op en rond het fort afgegraven, de grachten gedempt en omliggende terreinen opgehoogd[6]. Zo'n 35 werklozen uit de gemeente Oost- en West-Souburg werkten er 30 weken aan[7].

Tijdens de Tweede Wereldoorlog kreeg het verlaten fort opnieuw een militaire bestemming. Tussen het fort en de zeedijk bouwden de Duitsers een luchtafweerbatterij. De fundamenten van Fort de Ruyter werden voor een deel van een dak voorzien en gebruikt als (munitie)opslag.

Literatuur bewerken

  • Louis van Outhoorn. Internationale Phonogrammen betreffende onze Kustverdediging, Erven Bohn, Haarlem, 1911.
  • Hans Sakkers. Vesting Vlissingen. Een veranderende vormgeving door de eeuwen heen, Stichting Bunkerbehoud, Middelburg, 2004.
  • W.G.F. Snijders. De Landsverdediging en het fort bij Vlissingen, Nijgh & Van Ditmar, Rotterdam, 1913.
  • W.G.F. Snijders. Geen Verdedigingswerken aan de Westerschelde! Een betoog op historische grondslag, Nijgh & Van Ditmar, Rotterdam, 1911.

Zie ook bewerken