Diplazium caudatum

Soort varen uit het geslacht Diplazium

Diplazium caudatum is een varen uit de wijfjesvarenfamilie (Athyriaceae) die endemisch is voor de eilanden van Macaronesië en het uiterste zuiden van Spanje.

Diplazium caudatum
IUCN-status: Kwetsbaar
Diplazium caudatum
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Embryophyta (Landplanten)
Clade:Tracheophyta
Clade:Euphyllophyta
Clade:Monilophyta
Klasse:Polypodiopsida
Orde:Polypodiales
Familie:Athyriaceae (Wijfjesvarenfamilie)
Geslacht:Diplazium
Soort
Diplazium caudatum
(Cav.) Jermy
Diplazium caudatum, habitus
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Diplazium caudatum op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

Het is een typische bewoner van de warme, vochtige Laurisilva of laurierbossen.

Naamgeving en etymologie bewerken

  • Duits: Schatten-Frauenfarn

De botanische naam Diplazium komt van het Oudgriekse 'diplazein' (verdubbelen), naar de gepaarde sporenhoopjes op de onderzijde van de bladen. De soortaanduiding caudatum komt van het Latijnse 'cauda' (staart), naar de langgepunte bladslipjes.

Kenmerken bewerken

 
Diplazium caudatum, detail sporenhoopjes

Diplazium caudatum is een grote varen met een lange, dikke, kruipende rizoom, waaruit met intervallen tot 190 cm lange bladen ontspringen. De bladstelen zijn glanzend zwart tot donkerbruin, tot 80 cm lang, maar korter dan de bladschijf zelf, en bezet met bruine schubben.

De bladschijf is twee- tot driemaal geveerd, gras- tot donkergroen, ovaal tot lancetvormig, met langgepunte bladslipjes.

De sporenhoopjes zijn lijnvormig en zitten op de onderzijde van de bladen, gepaard aan beide zijde van de nerven, en zijn bruin. Er is een duurzaam, lijnvormig dekvliesje.

Habitat bewerken

Diplazium caudatum is een terrestrische varen die vooral groeit op hellingen en in ravijnen in schaduwrijke, vochtige, subtropische bossen, zoals in de altijdgroenblijvende Laurisilva of laurierbossen, op hoogtes tussen 250 en 800 m.

Verspreiding en voorkomen bewerken

Diplazium caudatum is endemisch voor de eilanden van Macaronesië (Madeira, de Canarische Eilanden, de Kaapverdische Eilanden (Santo Antão) en de Azoren), en kan daarbuiten ook gevonden worden in de regio Algeciras in de provincie Cádiz in het uiterste zuiden van Spanje, voornamelijk in het natuurgebied Los Alcornocales.