Die Stem van Suid-Afrika

lied

Die Stem van Suid-Afrika, ook bekend als Die Stem, is een van de twee liederen waaruit het huidige volkslied van Zuid-Afrika is samengesteld.

Die Stem van Suid-Afrika

De tekst is in mei 1918 geschreven, in het Afrikaans, door dichter Cornelis Jacobus Langenhoven. De muziek is in 1921 gecomponeerd door ds. Marthinus Lourens de Villiers.

Het werd voor het eerst officieel gezongen op 31 mei 1928 in Kaapstad bij het hijsen van de nationale vlag, maar het werd pas ingesteld als officieel volkslied van Zuid-Afrika in 1957. De Engelse vertaling dateert van 1952. Sinds 1997 zijn de eerste vier regels van het eerste couplet en vier bewerkte Engelstalige regels, samen met twee coupletten van Nkosi sikelel' iAfrika, het officiële volkslied van Zuid-Afrika.

Tekst bewerken

Tekst Nederlandse vertaling Engelse vertaling
Eerste vers

Uit die blou van onse hemel, uit die diepte van ons see,
Oor ons ewige gebergtes waar die kranse antwoord gee.
Deur ons vêr-verlate vlaktes met die kreun van ossewa
Ruis die stem van ons geliefde, van ons land Suid-Afrika.
Ons sal antwoord op jou roepstem, ons sal offer wat jy vra:
Ons sal lewe, ons sal sterwe - ons vir jou, Suid-Afrika.

Uit het blauw van onze hemel, uit de diepte van onze zee,
Over onze eeuwige gebergtes waar de rotsen antwoord geven.
Door onze woeste vlaktes met het gekreun van ossewagens -
Ruist de stem van ons geliefde, van ons land Zuid-Afrika.
Wij beantwoorden uw roepstem, wij zullen opbrengen wat u vraagt:
We zullen leven, we zullen sterven - wij voor u, Zuid-Afrika.

Ringing out from our blue heavens,
From our deep seas breaking round;
Over everlasting mountains,
Where the echoing crags resound;
From our plains where creaking wagons
Cut their trails into the earth,
Calls the spirit of our country,
Of the land that gave us birth.
At thy call we shall not falter,
Firm and steadfast we shall stand,
At thy will to live or perish,
O South Africa, dear land.

Tweede vers

In die murg van ons gebeente, in ons hart en siel en gees,
In ons roem op ons verlede, in ons hoop of wat sal wees,
In ons wil en werk en wandel, van ons wieg tot aan ons graf —
Deel geen ander land ons liefde, trek geen ander trou ons af.
Vaderland! ons sal die adel van jou naam met ere dra:
Waar en trou as Afrikaners - kinders van Suid-Afrika.

In het merg van onze beenderen, in ons hart en ziel en geest,
In onze roem op ons verleden, in onze hoop op wat zal komen,
In onze wil en werk en wandel, van onze wieg tot aan ons graf -
Deelt geen ander land onze liefde, zal niets onze trouw verbreken.
Vaderland! we zullen de adel van uw naam met ere dragen:
Waar en trouw als Afrikaners - kinderen van Zuid-Afrika.

In our body and our spirit,
In our inmost heart held fast;
In the promise of our future,
And the glory of our past;
In our will, our work, our striving,
From the cradle to the grave –
There's no land that shares our loving,
And no bond that can enslave.
Thou hast borne us and we know thee,
May our deeds to all proclaim
Our enduring love and service
To thy honour and thy name.

Derde vers

In die songloed van ons somer, in ons winternag se kou,
In die lente van ons liefde, in die lanfer van ons rou,
By die klink van huweliksklokkies, by die kluitklap op die kis —
Streel jou stem ons nooit verniet nie, weet jy waar jou kinders is.
Op jou roep sê ons nooit nee nie, sê ons altyd, altyd ja:
Om te lewe, om te sterwe - ja, ons kom Suid-Afrika.

In de zonnegloed van onze zomer, in de kou van onze winternacht,
In de lente van onze liefde, in de droefenis van onze rouw,
Bij het luiden van de huwelijksklokken, bij de kluitklap op de kist -
Streelt uw stem ons nooit voor niets, weet u waar uw kinderen zijn.
Op uw roep zeggen we nooit nee, zeggen wij altijd, altijd ja:
Om te leven, om te sterven - ja, we komen Zuid-Afrika.

In the golden warmth of summer,
In the chill of winter's air,
In the surging life of springtime,
In the autumn of despair;
When the wedding bells are chiming
Or when those we love do depart,
Thou dost know us for thy children
And dost take us to thy heart
Loudly peals the answering chorus:
We are thine, and we shall stand,
Be it life or death, to answer
To thy call, beloved land.

Vierde vers

Op U Almag vas vertrouend het ons vadere gebou:
Skenk ook ons die krag, o Here! om te handhaaf en te hou —
Dat die erwe van ons vad're vir ons kinders erwe bly:
Knegte van die Allerhoogste, teen die hele wêreld vry.
Soos ons vadere vertrou het, leer ook ons vertrou, o Heer —
Met ons land en met ons nasie sal dit wel wees, God regeer.

Op U almacht vast vertrouwend hebben onze vaderen gebouwd:
Verleen ons de kracht, o Heer! te onderhouden en te houden -
Dat de erfenis van onze vaderen voor onze kinderen een erfenis blijft:
Dienaren van de Allerhoogste, in de hele wereld vrij.
Zoals onze vaderen vertrouwd hebben, leer ook ons vertrouwen, o Heer -
Met ons land en met onze natie zal het goed gaan, God regeert.

In thy power, Almighty, trusting,
Did our fathers build of old;
Strengthen then, O Lord, their children
To defend, to love, to hold –
That the heritage they gave us
For our children yet may be:
Bondsmen only to the Highest
And before the whole world free.
As our fathers trusted humbly,
Teach us, Lord to trust Thee still:
Guard our land and guide our people
In Thy way to do Thy will.

Werken van of over dit onderwerp zijn te vinden op de pagina Die Stem van Suid-Afrika op Wikisource.