Conflict in de Preševo-vallei

gewapend conflict (1999-2001)

Het conflict in de Preševo-vallei vond plaats van 1999 tot 2001, in en rondom de gemeentes Preševo, Bujanovac en Medveđa in Servië, tussen de Federale Republiek Joegoslavië en de Albanese guerrillabeweging Bevrijdingsleger van Preševo, Medveđa en Bujanovac (LAPBM). De LAPBM was speciaal opgericht[bron?] met als doel dit gebied in Centraal Servië te annexeren en het later samen te voegen met een toekomstige onafhankelijke republiek Kosovo.

Conflict in de Preševo-vallei
Onderdeel van Joegoslavische oorlogen
Conflict in de Preševo-vallei
Datum 12 juni 1999 – 1 juni 2001
Locatie Servië, Federale Republiek Joegoslavië
Resultaat Terugtrekking Albanese millitia
Strijdende partijen
Federale Republiek Joegoslavië UÇPMB
Albanees Nationaal Leger
Leiders en commandanten
Vojislav Koštunica
Nebojša Pavković
Ninoslav Krstić
Goran Radosavljević
Shefket Musliu
Ridvan Qazimi
Muhamet Xhemajli
Njazi Azemi
Bardhyl Osmani
Troepensterkte
3500 soldaten 1600 milita
Verliezen
18 27
Servische gemeentes die betrokken waren in het conflict

Aan het eind van de Kosovaarse Oorlog in 1999 was er in eerste instantie door de Verenigde Naties een drie-mijlszone aangelegd rondom de gemeentes, waarbinnen het leger uit Servië en Montenegro niet toegestaan was te patrouilleren; politie met lichte vuurwapens was dit wel toegestaan.[1] Binnen de exclusieve zone viel Dobrosin, maar bijvoorbeeld niet Preševo.

Door de hinderlagen van het Kosovo Bevrijdingsleger in de gedemilitariseerde zone moesten de Serviërs de patrouilles vrijwel meteen staken. Tussen 21 juni 1999 en 12 november 2000 werden er 294 aanvallen gerapporteerd, waarbij er zes burgers en acht politiemensen werden gedood. Zevenendertig mensen werden gewond en vijf burgers gekidnapt. Vanwege deze situatie stond de NAVO toe, dat het Joegoslavisch leger de gedemilitariseerde zone opnieuw in mocht vanaf 24 mei 2001 en werden de UCPMB-leden opgeroepen de zichzelf aan te geven bij KFOR. Aan deze oproep gaven 450 UCPMB-lden gevolg, waaronder de commandant Shefket Musliu op 26 mei.