Communistische Partij van Tsjecho-Slowakije

politieke partij uit Tsjecho-Slowakije

Communistische Partij van Tsjecho-Slowakije (Tsjechisch en Slowaaks: Komunistická Strana Československá (KSČ)), was een Tsjecho-Slowaakse politieke partij tussen 1921 en 1992.

Komunistická Strana Československá
Communistische Partij van Tsjecho-Slowakije
Logo
Personen
Partijvoorzitter Gustáv Husák (1969-1987)
Zie: Lijst
Geschiedenis
Opgericht 16 mei 1921
Opheffing 23 april 1992
Algemene gegevens
Actief in Tsjecho-Slowaakse Socialistische Republiek (ČSSR)
Hoofdkantoor Praag
Krant Rudé právo
Richting Extreem-links
Ideologie Communisme
Marxisme-leninisme
Kleuren Rood
Jongerenorganisatie Socialistický svaz mládeže / Socialistický zväz mládeže
Portaal  Portaalicoon   Politiek
Vlag
Communisme


Portaal  Portaalicoon  Communisme

Ontwikkeling bewerken

De Tsjecho-Slowaakse Communistische Partij (KSČ) werd in 1921 opgericht door Tsjecho-Slowaakse communisten. Enkele van hen, zoals Klement Gottwald, waren communist geworden tijdens hun verblijf in de Sovjet-Unie. De KSČ was vanaf het begin vertegenwoordigd in de Tsjecho-Slowaakse Nationale Assemblee. De KSČ nam echter in het interbellum nooit deel aan een regeringscoalitie. In 1938 werd de partij verboden en ging zij ondergronds. Tijdens de Duitse bezetting (1939-1945) werden de partijleden vervolgd. Veel van hen maakte deel uit van het georganiseerde verzet tegen de bezetter.

De KSČ speelde een sleutelrol tijdens de bevrijding in mei 1945, toen het Nationaal Bevrijdingscomité, waarin de KSČ was vertegenwoordigd, de macht overnam in Praag. Het bevrijdingscomité droeg daarna de macht over aan president Edvard Beneš. De KSČ zat van 1945 tot 1948 in de democratische regering. In 1946 werd partijvoorzitter Klement Gottwald minister-president.

Op 9 mei 1948 pleegde de KSČ een staatsgreep en kort daarna werd Gottwald president van de republiek en voerde een nieuwe, communistisch georiënteerde grondwet door. Onder Gottwald (1948-1953) was Tsjecho-Slowakije een stalinistisch land. Gottwald zuiverde de KSČ van "bourgeois-nationalistische" en "trotskistische-titoïstische" personen. Op deze manier werd ook de secretaris-generaal van de KSČ, Rudolf Slánský, weggezuiverd (1951). Na de dood van Klement Gottwald, kwam de partijleiding in handen van Chroesjtsjov-gezinde elementen.

In 1968 werd Alexander Dubček tot secretaris van de KSČ gekozen. Dubček streefde samen met andere communistische leiders naar een "socialisme met een menselijk gezicht" (socialismus s lidskou tváří). Dubčeks aanpak werd een groot succes, en de periode Dubček stond bekend onder de naam Praagse Lente. De overige leden van het Warschaupact (behalve Roemenië), waren weinig gecharmeerd van Dubčeks beleid en vielen Tsjecho-Slowakije binnen en installeerden er een Sovjet-gezind bewind. Dubček werd tot 1969 als secretaris gehandhaafd, maar moest daarna wijken voor Gustáv Husák. Husák werd de KSČ-leider de komende decennia.

Husák werkte na verloop van tijd de haviken uit de partijleiding en verving ze door meer liberaalgezinde communisten. Vanaf de jaren zeventig liet de KSČ haar controle over de economie wat vieren, waardoor er een particuliere sector ontstond. De liberalisering van het bewind ging echter niet verder dan economische hervormingen, het buitenlandbeleid was gericht op de Sovjet-Unie.

In 1987 trad Husák als secretaris-generaal terug en werd vervangen door de hardliner Miloš Jakeš. Husák bleef tot 1989 president. Jakeš stond weinig sympathiek ten opzichte van de in Rusland populaire perestrojka en glasnost en hield vast aan de partijlijn.

In november 1989 brak de Fluwelen Revolutie uit in Tsjecho-Slowakije. Na massale stakingen en bijeenkomsten besloot de KSČ eind november haar monopoliepositie ongedaan te maken. De liberaal Václav Havel werd president van Tsjecho-Slowakije en Gustáv Husák en Miloš Jakeš traden af.

Tot december 1989 bleef de KSČ een invloedrijke partij, maar daarna brokkelde haar macht verder af. Op 31 december 1992 hief de partij zichzelf op, omdat Tsjecho-Slowakije zelf werd opgeheven. Maar de voortzetting ervan in de Tsjechische Republiek, de Communistische Partij van Bohemen en Moravië, heeft de sterkste positie in het parlement van alle communistische partijen in het voormalige Oostblok, in de EU.

Structuur bewerken

De opbouw van de KSČ was gelijk aan die van de Communistische Partij van de Sovjet-Unie (CPSU). Aan het hoofd van de partij stond een secretaris-generaal. Het hoogste orgaan was het partijcongres. Verder bezat de partij een Centraal Comité en een Presidium (Politbureau).

 
 
 
 
Secretaris-Generaal
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Presdium van het Centraal Comité
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Secretariaat van het Centraal Comité
 
Centraal Comité
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Partijcongres

Verkiezingsresultaten bewerken

Federaal bewerken

Jaar % Zetels +/-
1925[1] 12,86%
41 / 300
NIEUW
1929[1] 10,2%
30 / 300
 11
1935[1] 10,3%
30 / 300
 0
1946[1] 31,2%
93 / 300
 63
Onderdeel van het Nationaal Front 1948-1989
1948 -
160 / 300
 67
1954 -
262 / 368
 102
1960 -
216 / 300
 46
1964 -
217 / 300
 1
1971 -
152 / 200
 65
1976 -
143 / 200
 9
1981 -
147 / 200
 4
1986 -
147 / 200
 0
1990[2] 13,6%
23 / 150
 124

Tsjechische Nationale Raad bewerken

Jaar % Zetels +/-
Onderdeel van het Nationaal Front 1948-1989
1968 -
89 / 200
 89
1971 -
129 / 200
 40
1976 -
111 / 200
 18
1981 -
138 / 200
 27
1986 -
137 / 200
 1
1990 13,24%
33 / 200
 104

Slowaakse Nationale Raad bewerken

Jaar % Zetels +/-
1928 14,42%
5 / 54
 5
1935 13,0%
5 / 54
 0
1938 Verboden in de periode 1938-1945
Onderdeel van het Nationaal Front 1948-1989
1948 -
75 / 100
 75
1954 -
47 / 103
 28
1960 -
34 / 100
 13
1964 -
58 / 92
 24
1971 -
102 / 150
 44
1976 -
102 / 150
 0
1981 -
102 / 150
 0
1986 -
103 / 150
 1
1990 13,35%
22 / 150
 81

Partijleiders bewerken

# Afbeelding Naam Functie Termijn
1.   Václav Šturc Secretaris-Generaal 1921 – 1922
2.   Alois Muna Secretaris-Generaal 1922 – 1924
3.   Josef Haken Secretaris-Generaal 1924 – 1925
4.   Bohumil Jílek Secretaris-Generaal 1925 – 1929
5.   Klement Gottwald Secretaris-Generaal

Voorzitter

1929 – 14 maart 1953

als secretaris-generaal 1929–1945
as voorzitter 1945–1953

6.   Antonín Novotný Eerste secretaris 14 maart 1953 – 5 januari 1968
7.   Alexander Dubček Eerste secretaris 5 januari 1968 – 17 april 1969
8.   Gustáv Husák Eerste secretaris

Secretaris-Generaal

17 april 1969 – 17 december 1987

als eerste secretaris 1969–1971
als secretaris-generaal 1971–1987

9.   Miloš Jakeš Secretaris-Generaal 17 december 1987 – 24 november 1989
10.   Karel Urbánek Secretaris-Generaal 24 november 1989 – 20 december 1989
11.   Ladislav Adamec Voorzitter 21 december 1989 – 1 september 1990
Bron: Worldstatesmen.org

Verwijzingen bewerken

Zie de categorie Communist Party of Czechoslovakia van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.