Changchengopterus

geslacht uit de orde Pterosauriërs

Changchengopterus is een geslacht van uitgestorven pterosauriërs dat leefde tijdens het Jura in het gebied van het huidige China.

Changchengopterus
Status: Uitgestorven
Fossiel voorkomen: Laat-Jura
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Reptilia (Reptielen)
Orde:Pterosauria
Geslacht
Changchengopterus
, 2009
Typesoort
Changchengopterus pani
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Herpetologie

Vondst en naamgeving bewerken

De soort is in 2009 benoemd door Lü Junchang. De geslachtsnaam verwijst naar de 'Grote Muur' (Chang Cheng) en verbindt de naam daarvan met pterus, een gelatiniseerde vorm van het Klassiek Griekse ptèron, 'vleugel', een gebruikelijk achtervoegsel bij de namen van pterosauriërs. De soortaanduiding eert Pan Lijun, die het fossiel verzameld had en aan de wetenschap schonk.

Het fossiel, holotype CYGB-0036, is gevonden in een laag uit de Tiaojishanformatie (Callovien, Midden-Laat Jura) in de Mutoudengvindplaats in het district Qinglong in de provincie Hebei. Het bestaat uit een vrijwel volledig maar platgedrukt skelet, waarvan alleen de schedel ontbreekt. Het ligt gedeeltelijk in verband. Het betreft een jong dier. In 2011 werd een tweede specimen beschreven, PMOL-AP00010 in 2008 verworven door het Paleontological Museum of Liaoning, nog steeds zonder schedelmateriaal maar wel met stukken van de onderkaken en twee tongbeenderen. Daarnaast zijn resten van de vlieghuid bewaard gebleven. Het betreft een volwassen exemplaar.

Beschrijving bewerken

De vleugelspanwijdte van het tweede exemplaar is geschat op zeventig centimeter. Die van het holotype is echter slechts twintig centimeter.

In 2011 werd een unieke combinatie aangegeven van op zich niet unieke kenmerken. De halswervels hebben in bovenaanzicht een min of meer rechthoekig profiel waarbij de lengte het dubbele bedraagt van de breedte. Het tweede kootje is het langste van de vleugelvinger. De achterrand van het borstbeen is driehoekig. Er bevindt zich een uitsteeksel aan de basis van de deltopectorale kam van het opperarmbeen. De bovenzijde van de bovenkant van de schacht van het opperarmbeen, als het element gestrekt gehouden wordt, is doorboord door een foramen. De middenhandsbeenderen verschillen van lengte. Het tweede kootje van de derde teen en het tweede en derde kootje van de vierde teen zijn sterk gereduceerd. Het tweede kootje van de vijfde teen is over het bovenste derde deel gebogen onder een hoek van 120°.

Het stuk van de onderkaken is vijfenvijftig millimeter lang, wat een langgerekte schedel suggereert.

De nekribben lijken erg gereduceerd te zijn of zelfs afwezig, een afgeleid kenmerk. Er zijn vier sacrale wervels. De lange staart wijst erop dat het een basale pterosauriër betreft. De staartwervels hebben bij het holotype echter niet de typische verlengingen ter verstijving. Bij het volwassen exemplaar blijkt dat alleen te gelden voor de elf wervels van de staartbasis. De tweemaal verlengde zes wervels van het uiteinde zijn wel verstijfd.

De kam op het opperarmbeen ter bevestiging van de musculus deltoides is driehoekig in doorsnede. Het pteroïde is slank met een lengte van 38,2% van de ellepijp, een afgeleid kenmerk. Er zijn drie carpalia. Het scheenbeen is langer dan het dijbeen en de ellepijp is langer dan het tweede kootje van de vleugelvinger dat weer langer is dan het even lange eerste en derde kootje. Bij Darwinopterus is het derde kootje het langst. De middenhandsbeenderen zijn vrij kort; ook basaal is dat ze naar buiten maar iets in lengte toenemen. De vijfde teen is goed ontwikkeld waarbij de onderste twee derden van het tweede kootje een hoek van 60° maken met het bovenstuk; deze buiging is een stuk minder bij Darwinopterus. De formule van de teenkootjes is 2-3-4-5-2 zoals bij basale vormen maar de reductie van sommige kootjes tot zeer korte stukjes is dan weer als bij de Pterodactyloidea. Deze reductie ontbreekt echter bij het holotype, wat in 2011 geweten werd aan de jonge leeftijd van het dier.

De vlieghuid lijkt tot aan de enkels te reiken.

Fylogenie bewerken

Uit de proporties kan de (fylogenetische) positie in de stamboom afgeleid worden: Changchengopterus bleek in de oorspronkelijke analyse een zustertaxon te zijn van Dorygnathus. Later, toen duidelijk werd dat ook het holotype verlengde halswervels had, echter werd een verwantschap aangenomen met Darwinopterus en Wukongopterus binnen de Wukongopteridae wegens de verlengde halswervels. Een studie van Brian Andres uit 2014 had Changchengopterus wat hoger in de stamboom als meest basale lid van Pterodactyliformes.