Categorie:Nederlandse grammatica

• Nederlandse grammatica

A

• Algemene Nederlandse Spraakkunst

B

• Bdht-klinkerregel
• Bijvoeglijk naamwoord met of zonder buigings-e

C

• Concluderend verband
• Croma-zin

E

• Engelse ziekte (taal)

G

• Genitief
• Geslacht (Nederlands)

H

• Haar-ziekte (taal)
• Hen/hun-onderscheid
• Hete hangijzers in het Nederlands
• Hun als onderwerp

I

• Inversie in het Nederlands

L

• Lijst van Nederlandse prefixen
• Lijst van Nederlandse suffixen

M

• Meervoud (Nederlands)
• Middel-doelverband

N

• De Nederduytsche Grammatica ofte Spraec-konst
• Nederlandse samenstelling

O

• Oorzakelijk verband
• Opsommend verband

P

• Partitief

R

• Redengevend verband

S

• Saksische genitief
• Samentrekking (grammatica)
• Samenvattend verband
• Substandaard
• Succesimperatief

T

• Tegenstellend verband
• Twe-spraack

U

• Uitleggend of toelichtend verband

V

• Vergelijkend verband
• Voegwoord
• Voorwaardelijk verband
• Vormen van verkleinwoord in het Nederlands