Anton van Orléans (1775-1807)

Frans soldaat (1775-1807)

Lodewijk Anton Filips van Orléans (Parijs, 3 juli 1775 - Salthill, 18 mei 1807) was een Franse prins van den bloede. Hij behoorde tot het huis Bourbon-Orléans.

Anton van Orléans.

Levensloop bewerken

Anton Filips werd geboren in het Palais-Royal in Parijs als tweede zoon van hertog Lodewijk Filips II van Orléans uit diens huwelijk met Louise Marie Adélaïde van Bourbon, dochter van Lodewijk Jan Maria van Bourbon, graaf van Penthièvre. Bij zijn geboorte kreeg hij de titel van hertog van Montpensier.

In 1791 werd hij benoemd tot vleugeladjudant, met de rang van onderluitenant in het regiment van zijn oudere broer Lodewijk Filips. Een jaar later werd hij adjudant-generaal, kort voor hij samen met zijn broer meevocht in de Slag bij Jemappes. Ten tijde van het proces van koning Lodewijk XVI probeerde Anton zijn vader tevergeefs te overtuigen om niet voor de dood van de koning te stemmen. In april 1793, toen hij als adjudant-generaal diende in het Armée du Var, werd hij door het revolutionaire bewind gearresteerd, net als de andere Bourbons die zich nog in Frankrijk bevonden. Anton werd samen met zijn broer Lodewijk Karel opgesloten in het Fort Saint-Jean in Marseille. Beide broers liepen in de gevangenis tuberculose op, een ziekte die Anton later fataal zou worden. Op 30 augustus 1796 besliste het Directoire om Anton en zijn broer Lodewijk Karel te verbannen naarPhiladelphia, in de Verenigde Staten van Amerika. De Franse zakengelastigde in de Verenigde Staten verleende de broers een jaarlijks pensioen van 15.000 francs en op 5 november werden Anton en Lodewijk Karel op het schip naar Amerika gezet. In februari 1797 werden ze in Philadelphia herenigd met hun oudste broer Lodewijk Filips. Kort voor zijn vertrek naar Amerika had Anton zijn minnares Françoise Barbaroux (1761-1822) zwanger gemaakt. Hun zoon, Jean-Antoine-Philippe Dentend (1797-1858), werd later de notaris van het huis Orléans.

Toen de drie broers in september dat jaar vernamen dat hun moeder in ballingschap naar Spanje was gestuurd, trokken ze naar New Orleans, met het plan om naar Cuba te zeilen en van daaruit door te varen naar Spanje. Hun schip werd echter in de Golf van Mexico door een Britse oorlogsvloot onderschept. Niettemin werden ze door de Britten naar de Cubaanse hoofdstad Havana gebracht. De broers wisten niet hoe ze verder naar Europa moesten geraken en bleven dan maar een jaar in Cuba, tot ze onverwacht verdreven werden door de Spaanse autoriteiten. Daarna zeilden ze via de Bahama's naar Nova Scotia en voeren ze naar New York. Van daaruit gingen ze per schip naar Groot-Brittannië en in januari 1800 kwamen ze aan in Twickenham, even buiten Londen. De drie broers vestigden zich in het Highshot House in de Crown Road in Twickenham.

Later in 1800 probeerde Anton de hand te vragen van Lady Charlotte Adelaide Constantia Rawdon (overleden in 1834), de dochter van John Rawdon, de eerste graaf van Moira. Hoewel Lady Rawdon van lagere stand was dan Anton was voor hun huwelijk toestemming nodig van het hoofd van het huis Bourbon, graaf Lodewijk van Provence. Die kwam er niet, waardoor het huwelijk niet kon doorgaan.

In 1807 stak de longtuberculose van Anton opnieuw de kop op, waarna zijn toestand heel snel verslechterde. Zijn oudere broer Lodewijk Filips wilde hem meenemen naar Devon, om daar van de frisse lucht te genieten, maar op ongeveer twaalf mijl van Twickenham dienden ze te stoppen in een herberg in Salthill. Anton had namelijk een ademhalingscrisis gekregen, weigerde de ether die zijn broer hem aanreikte met de woorden Geef me je hand, ik denk dat ik ga sterven en blies zijn laatste adem uit. Anton werd bijgezet in Westminster Abbey.