Albert Sidney Johnston

Amerikaans officier (1803-1862)

Albert Sidney Johnston (Washington, Kentucky, 2 februari 1803 - Slag bij Shiloh, 6 april 1862) was beroepsofficier in het Amerikaanse leger en een generaal in het leger van de Geconfedereerde Staten van Amerika tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog. Hij werd door de Zuidelijke president Jefferson Davis beschouwd als de beste generaal in de Confederatie. Hij sneuvelde echter al vroeg in de oorlog tijdens de Slag bij Shiloh.

Albert Sidney Johnston
Albert Sidney Johnston
Geboren 2 februari 1803
Washington, Kentucky, Verenigde Staten
Overleden 6 april 1862
Hardin County, Tennessee, Verenigde Staten
Rustplaats Texas State Cemetery, Austin, Travis County, Texas, Verenigde Staten, Plot: Confederate Field Section 2-Rij 13[1]
Land/zijde Vlag van Verenigde Staten Verenigde Staten
Republiek Texas
Geconfedereerde Staten van Amerika
Onderdeel United States Army
Texian Army
Confederate States Army
Dienstjaren 18261834 (USA)
1846 (USA)
18491861 (USA)
18361840 (Texas)
18611862 (CSA)
Rang Brevet Brigadier General (USA)
Brigadier General (Texas)
General (CSA)
Eenheid 2e U.S. Infanterie Regiment
1st Texas Rifle Volunteers
2nd U.S. Cavalry
Bevel Opperbevelhebber Western theater of Operations (CSA)[2]
Department of the Pacific (USA)
Army of Central Kentucky (CSA)
Army of Mississippi (CSA)
Slagen/oorlogen Black Hawk Oorlog

Texaanse Revolutie


Mexicaans-Amerikaanse Oorlog


Amerikaanse Burgeroorlog

Voor de oorlog bewerken

Albert Sidney Johnston werd geboren in Washington, Kentucky. Hoewel hij geboren werd in Kentucky bracht hij het meeste van zijn jonge leven door in Texas, dat hij dan ook als zijn thuis beschouwde. Hij studeerde aan de Transylvania University in Lexington en werd later aangeduid om naar West Point te gaan studeren. In 1826 zwaaide hij af van de United States Military Academy als achtste van zijn lichting met de graad van tweede luitenant in de 2e US Infanterie. Hij deed dienst in New York en Missouri, en nam deel aan de Black Hawk oorlog in 1832 als stafchef van Generaal Henry Atlinson. In 1829 huwde hij Henrietta Preston. In 1834 nam hij ontslag uit het leger en trok naar Kentucky om voor zijn zieke vrouw en enige zoon William Preston Johnston te zorgen.

Texas bewerken

In april 1834 trok Johnston naar Texas om aldaar een boerderij over te nemen maar trad in dienst als soldaat in het leger van Texas tijdens de onafhankelijkheidsoorlog van Texas tegen Mexico in 1836. Een maand werd hij tot majoor gepromoveerd en werd persoonlijk assistent van Generaal Sam Houston. Hij benoemd tot adjudant-generaal als kolonel van het Texaanse leger op 5 augustus 1836. Op 31 januari 1837 werd hij gepromoveerd tot brigadegeneraal en bevelhebber van het Texaanse leger. Op 7 februari 1837 duelleerde hij met brigadegeneraal Felix Huston over het bevel van het Texaanse leger. Johnston weigerde op Huston te vuren, raakte gewond en verloor zijn positie als bevelhebber. De tweede president van de Texaanse Republiek, Mirabeau Lamar, duidde Johnston hierna aan als minister van oorlog op 2 december 1838. Johnston moest op de verdediging van de grenzen van Texas en Mexico toezien tijdens de Mexicaanse invasie. In 1839 voerde hij persoonlijk het bevel over een veldtocht tegen de indianen in Noord-Texas. In februari 1840 nam hij ontslag en keerde terug naar Kentucky waar hij in 1843 met Eliza Griffin huwde. Later vestigden ze zich op een grote plantage, China Grove genoemd, in Brazoria County, Texas.

Amerikaanse leger bewerken

Johnston keerde terug naar het leger tijdens de Mexicaans-Amerikaanse oorlog onder het bevel van Generaal Zachary Taylor als kolonel van de 1st Texas Rifle Vrijwilligers. De diensttermijn van de vrijwilligers eindigde net voor de Slag om Monterrey en Johnston slaagde erin enkele onder hen ervan te overtuigen te blijven en samen met hem te vechten. Tezamen met hen vocht hij in de Veldslagen om Monterrey en Buena Vista. Na de oorlog keerde hij terug naar zijn plantage tot hij door President Zachary Taylor als majoor in het Amerikaanse leger werd opgeroepen en aangeduid werd als kwartiermeester in december 1849. Na vijf jaar als kwartiermeester werd hij 1855 door President Franklin Pierce bevorderd tot kolonel van de 2e Cavalerie, een nieuwe regiment dat hij volledig organiseerde. Hij was een sleutelfiguur tijdens de Utah oorlog (1857) waar de mormonen de hegemonie van de federale staat werd opgelegd. Hij ontving het brevet van brigadegeneraal in 1857 voor zijn verdienste in de Utah oorlog en vertrok naar Kentucky tot hij op 21 december 1860 naar Californië ging om daar het bevel over de Department of the Pacific op zich te nemen.

De burgeroorlog bewerken

Toen de Amerikaanse Burgeroorlog uitbrak voerde Johnston nog steeds het bevel over het Department of the Pacific. Enkele mannen benaderden hem om een positie in de Unie-leger te aanvaarden tegen de Confederatie, maar Johnston nam ontslag op 9 april 1861 zodra hij hoorde dat Texas van de Unie was afgescheurd. Op 1 september 1861 werd hij door President Jefferson Davis aangesteld als generaal. Op 30 mei 1861 werd hij de tweede hoogst geplaatste officier van het Zuidelijke leger na generaal Samuel Cooper, als bevelhebber van het Westelijke Departement. Hij richtte het Leger van de Mississippi op om de grenzen van Kentucky tot de Allegheny bergen te verdedigen. Hoewel het Zuidelijke leger in 1861 een klinkende overwinning behaalde in de Eerste Slag van Bull Run in het oosten, gingen de zaken in het westen veel minder goed. In februari 1862 gingen Fort Donelson en Fort Henry aan Generaal Ulysses S. Grant verloren, en Johnston werd hiervoor met de vinger gewezen omdat hij zijn ondergeschikte generaals verkeerd zou gekozen hebben. Toen ook nog de vitale stad Nashville (Tennessee) capituleerde voor het Unie-leger onder commando van brigadegeneraal Don Carlos Buell, werd generaal P.G.T. Beauregard naar het westen gestuurd om Johnston bij te staan. Zij trokken hun strijdkrachten samen terug in Corinth, Mississippi en vatten het plan op om de strijdkrachten van de Unie, onder Ulysses S. Grant, in een hinderlaag te lokken.

Slag bij Shiloh bewerken

Johnston lanceerde een verrassingsaanval op 6 april 1862 tijdens de Slag bij Shiloh. Terwijl het zuidelijke leger de kampen van het Unie-leger overrompelde leek het alsof Johnston overal aanwezig was, voortdurend bevelen gevend en zijn manschappen aansturend. Omstreeks 14:30 uur werd hij tijdens een charge geraakt aan de rechterknie. Hij dacht niet ernstig gewond te zijn en stuurde zijn persoonlijke arts naar enkele gewonde Unie-soldaten. De kogel had echter de hoofdader doorboord en in een mum van tijd vulde zijn laars zich met bloed. Enkele minuten later werd Johnston door zijn mannen afgevoerd en bloedde ter plaatse dood. De dood van Johnston was een zware slag voor het moreel van het Zuiden want men beschouwde hem als de beste generaal van het zuidelijke leger; dit was twee maanden voor Robert E. Lee op het voorplan trad.

 
Johnston's graf op de Texas State Cemetery in Austin.

Epiloog bewerken

Johnston werd begraven in New Orleans, Louisiana. In 1866 werd door de Texaanse Administratie een resolutie goedgekeurd om zijn lichaam naar Texas over te brengen. In 1867 werd zijn stoffelijk overschot overgebracht naar Texas State Cemetery in Austin. Veertig jaar later werd Elisbet Ney verzocht om een monument te zijner ere te ontwerpen.

Militaire loopbaan bewerken

Zie de categorie Albert Sidney Johnston van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.